programmaboekje
fr
Philippe Herreweghe / Johan Jacobs

Collegium Vocale Gent

Programma

Johann Sebastian Bach (1685-1750)
 

Cantate Bleib bei uns, den es will Abend werden, BWV 6 (1725)

I. Chorale: Bleib bei uns, denn es will Abend werden
II. Aria (alt): Hochgelobter Gottessohn
III. Chorale (sopraan): Ach bleib bei uns, Herr Jesu Christ
IV. Recitativo (bas): Es hat die Dunkelheit an vielen Orten
V. Aria (tenor): Jesu, laß uns auf dich sehen
VI.Chorale: Beweis dein Macht, Herr Jesu Christ

Cantate Was Gott tut, das ist wohlgetan, BWV 99 (1724)
I. Chorale: Was Gott tut, das ist wohlgethan
II. Recitativo (bas): Sein Wort der Wahrheit stehet fest
III. Aria (tenor): Erschüttre dich nur nicht, verzagte Seele
IV. Recitativo (alt): Nun, der von Ewigkeit geschloßne Bund
V. Aria Duetto (sopraan, alt): Wenn des Kreuzes Bitterkeiten
VI. Chorale: Was Gott tut, das ist wohlgetan

---PAUZE---

Cantate Herz und Mund und Tat und Leben, BWV 147 (1723)

Parte prima

I. Chorale: Herz und Mund und Tat und Leben
II. Recitativo (tenor): Gebenedeiter Mund!
III. Aria (alt): Schäme dich, o Seele nicht
IV. Recitativo (bas): Verstockung kann Gewaltige verblenden
V. Aria (sopraan): Bereite dir, Jesu, noch itzo die Bahn
VI. Chorale: Wohl mir, daß ich Jesum habe

Parte seconda

VII. Aria (tenor): Hilf, Jesu, hilf, daß ich auch dich bekenne
VIII. Recitativo (alt): Der höchsten Allmacht Wunderhand
IX. Aria (bas): Ich will von Jesu Wundern singen
X. Chorale: Jesus bleibet meine Freude

timing

Concert met pauze van +/- 20 min

Einde van het concert : +/- 22:10

Muzikanten & zangers

Dorothee Mields & Chiyuki Okamura, Magdalena Podkościelna, sopraan
Cécile Pilorger, alt
Alex Potter, Bart Uvyn, contratenor
Guy Cutting & Peter di-Toro, Stephan Gähler, tenor
Peter Kooij & Philip Kaven, Bart Vandewege, bas
Philippe Herreweghe, dir. [artiest in residentie]

Christine Busch, eerste viool
Meng Han, Maria Roca, viool
Deirdre Dowling, Kaat De Cock, alt
Ageet Zweistra, cello, violoncello piccolo
Harm-Jan Schwitters, cello
Miriam Shalinsky, contrabas
Maude Gratton, orgel
Patrick Beuckels, dwarsfluit
Timothée Oudinot, Taka Kitazato, Nathalie Petibon, hobo
Julien Debordes, fagot
Alain De Rudder, trombone

Collegium Vocale Gent

In 2020 werd Collegium Vocale Gent 50 jaar, een gouden jubileum! Het ensemble werd opgericht in 1970 op initiatief van Philippe Herreweghe samen met een groep bevriende studenten. Het ensemble paste als één van de eerste de nieuwe inzichten inzake de uitvoering van barokmuziek toe op de vocale muziek. De authentieke, tekstgerichte en retorische aanpak zorgde voor een transparant klankidioom waardoor het ensemble in nauwelijks enkele jaren tijd wereldfaam verwierf en te gast was op alle belangrijke podia en muziekfestivals van Europa, de Verenigde Staten, Rusland, Zuid-Amerika, Japan, Hong-Kong en Australië. Sinds 2017 organiseert het ensemble in het Italiaanse Toscane een eigen zomerfestival: Collegium Vocale Crete Senesi.

Collegium Vocale Gent is uitgegroeid tot een uiterst flexibel ensemble met een ruim repertoire uit verschillende stijlperiodes. De grootste troef hierbij bestaat erin dat voor elk project een geoptimaliseerde bezetting bijeen gebracht wordt. Muziek uit de renaissance wordt uitgevoerd door een solistisch ensemble. De Duitse barokmuziek, en meer specifiek de vocale werken van J.S. Bach, blijft een kroondomein. Collegium Vocale Gent legt zich ook toe op het klassieke, romantische en hedendaagse oratoriumrepertoire, uitgevoerd in een symfonische bezetting tot 80 zangers. Tenslotte verleent het ensemble zijn medewerking aan verschillende muziektheatervoorstellingen. Voor de realisatie van deze projecten werkt het Collegium Vocale Gent samen met diverse historisch geïnformeerde ensembles zoals het eigen barokorkest van Collegium Vocale Gent, het Orchestre des Champs Élysées, het Freiburger Barockorchester of de Akademie für Alte Musik Berlin. Maar ook met vooraanstaande symfonische orkesten zoals het Antwerp Symphony Orchestra, het Koninklijk Concertgebouworkest Amsterdam, het Budapest Festival Orchestra, de Staatskapelle Dresden of het Chamber Orchestra of Europe worden projecten opgezet. Het ensemble werd geleid door Ivor Bolton, Marcus Creed, Reinbert de Leeuw, Iván Fischer, René Jacobs, Yannick Nézet-Séguin, Kaspars Putnins, Jos van Immerseel, Paul Van Nevel, James Wood en andere vooraanstaande dirigenten.

Collegium Vocale Gent bouwde onder leiding van Philippe Herreweghe een omvangrijke discografie op met meer dan 100 opnamen, voornamelijk bij de labels Harmonia Mundi France en Virgin Classics. In 2010 startte een nieuw opnameproject waarbij Philippe Herreweghe samen met Outhere-Music zijn eigen label φ (PHI) oprichtte om in volledige artistieke vrijheid een rijke en gevarieerde catalogus uit te bouwen. Ondertussen zijn een twintigtal opnamen beschikbaar met vocale werken van Bach, Byrd, Beethoven, Brahms, Dvorak, Gesualdo, Haydn en Victoria. Recente opnames omvatten onder meer Anton Bruckners indrukwekkende Te Deum en Tweede Mis (LPH034), een nieuw volume met J.S.Bachs Trauer-Ode en cantates (LPH035) en Il quinto libro de madrigali van Carlo Gesualdo (LPH036). Ondertussen verscheen ook een bekroonde opname onder leiding van Reinbert de Leeuw voor het label ά met op het programma de Via crucis van Franz Liszt (ALPHA390). Het Collegium Vocale Gent geniet de steun van de Vlaamse Gemeenschap, de stad Gent en de Nationale Loterij.

Philippe Herreweghe

Philippe Herreweghe werd geboren in Gent en combineerde er zijn universitaire studies met een muzikale opleiding aan het conservatorium, waar hij piano volgde bij Marcel Gazelle. In dezelfde periode begon hij te dirigeren en in 1970 richtte hij het Collegium Vocale Gent op. Nikolaus Harnoncourt en Gustav Leonhardt merkten zijn uitzonderlijke benaderingswijze op en nodigden hem uit om mee te werken aan hun opnames van de verzamelde Bachcantates. Al gauw werd Herreweghes levendige, authentieke en retorische aanpak van de barokmuziek geprezen en in 1977 richtte hij in Parijs het ensemble La Chapelle Royale op, waarmee hij de muziek van de Franse Gouden Eeuw ten uitvoer bracht. Van 1982 tot 2002 was Philippe Herreweghe artistiek directeur van de Académies Musicales de Saintes. In die periode creëerde hij verschillende ensembles, waarmee hij een adequate en gedegen lezing wist te brengen van een repertoire lopende van de renaissance tot de hedendaagse muziek. Zo was er het Ensemble Vocal Européen, gespecialiseerd in renaissancepolyfonie, en het Orchestre des Champs Élysées, opgericht in 1991 met de bedoeling het romantische en preromantische repertoire opnieuw te laten schitteren op originele instrumenten. Sinds 2009 werkt Philippe Herreweghe samen met Collegium Vocale Gent actief aan de uitbouw van een groot symfonisch koor op Europees niveau. Sinds 2001 is hij artistiek directeur van de Accademia delle Crete Senesi, het Toscaanse zomerfestival dat sinds 2017 bekend staat onder de naam Collegium Vocale Crete Senesi.

Steeds op zoek naar muzikale uitdagingen is Philippe Herreweghe sinds enige tijd erg actief in het grote symfonische repertoire van Beethoven tot Stravinsky. Sinds 1997 is hij als dirigent verbonden aan het Antwerp Symphony Orchestra (deFilharmonie). Bovendien is hij een veel gevraagd gastdirigent van orkesten zoals het Concertgebouworkest Amsterdam, het Gewandhausorchester Leipzig, het Scottisch Chamber Orchestra of het Tonhalle Orchester Zürich. In de komende seizoenen staan engagementen gepland bij de Staatskapelle Dresden, het Philharmonia Orchestra London, het Basel Kammerorchester en het Cleveland Orchestra. Met al deze ensembles bouwde Philippe Herreweghe bij de labels Harmonia Mundi France, Virgin Classics en PentaTone een uitgebreide discografie op met meer dan 130 opnamen. Hoogtepunten zijn onder meer de Lagrime di San Pietro van Lassus, de Matthäus-Passion van Bach, de integrale symfonieën van Beethoven en Schumann, Mahlers liedcyclus Des Knaben Wunderhorn, Bruckners Symfonie nr.5, Pierrot Lunaire van Schönberg en de Symphonie de Psaumes van Stravinsky.

Omwille van zijn consequente artistieke visie en engagement werd Philippe Herreweghe op verschillende plaatsen onderscheiden. In 1990 werd hij door de Europese muziekpers uitgeroepen tot “Muzikale Persoonlijkheid van het Jaar”. Samen met het Collegium Vocale Gent werd Philippe Herreweghe in 1993 benoemd tot “Cultureel Ambassadeur van Vlaanderen”. Een jaar later werd hem de orde van Officier des Arts et Lettres toegekend, en in 1997 werd hij benoemd als Doctor honoris causa aan de Katholieke Universiteit Leuven. In 2003 kreeg hij in Frankrijk de titel Chevalier de la Légion d’Honneur toegekend. In 2010 verleende de stad Leipzig aan Philippe Herreweghe de Bach-Medaille voor zijn grote verdienste als Bachuitvoerder. In 2017 ontving hij een eredoctoraat aan de Universiteit Gent. In 2021 verleent de Vlaamse Overheid aan Philippe Herreweghe de Ultima, prijs voor Algemene Culturele Verdienste als bekroning voor zijn hele carrière.

Biografieën

Dorothee Mields, sopraan
Dorothee Mields is een van de toonaangevende vertolksters van de zeventiende- en achttiende-eeuwse muziek. Ze is gekend voor haar unieke timbre en gevoelige interpretaties. Ze treedt regelmatig op met het Collegium Vocale Gent, de Nederlandse Bachvereniging, L’Orfeo Barockorchester, das Freiburger Barockorchester, der RIAS Kammerchor, het Bach Collegium Japan, the Orchestra of the 18th Century, die Lautten Compagney Berlin, het Tafelmusik Baroque Orchestra Toronto, The English Concert en das Klangforum Wien onder leiding van dirigenten zoals Stefan Asbury, Beat Furrer, Michi Gaigg, Paul Goodwin, Philippe Herreweghe, Emilio Pomàrico, Hans-Christoph Rademann, Andreas Spering, Masaaki Suzuki en Jos van Veldhoven.

Chiyuki Okamura, sopraan
Sopraan Chiyuki Okamura werd geboren in Kochi (Japan) en studeerde aan de Kunstacademie in Bremen (Duitsland). In 2013 won ze de tweede prijs op het International Early Music Competition in Japan. Oude muziek en historische uitvoering krijgen vervolgens een bijzonder plekje in haar repertoire. Sinds 2011 is ze lid van het Collegium Vocale Gent en heeft ze met dit ensemble deelgenomen aan concerttournees over de hele wereld. Ze is te horen op verschillende opnames. Als soliste heeft Chiyuki Okamura de afgelopen jaren de volgende werken vertolkt: Elias van Mendelssohn met het Orchestre des Champs-Elysées onder Philippe Herreweghe, het Alexanderfest van Händel met het Schleswig Holstein Festival Orchestra, en het Requiem van Fauré met het Bamberg Symphony Orchestra onder leiding van Rolf Beck.

Magdalena Podkościelna, sopraan
Na afronding van haar studie fluit in Gdansk volgde Magdalena Podkościelna een studie zang met nadruk op oude muziek bij Peter Kooij (Den Haag) en Emma Kirkby (London). Deze jonge Poolse sopraan trad op met diverse musici en ensembles zoals Jordi Savall, Philippe Herreweghe, Hermann Max, Roland Wilson, Ludger Rémy, Manfred Cordes/Weser Renaissance, Frieder Bernius, Claus Bantzer, Ensemble Amarcord, Ensemble Collinetto, Ensemble Florilegio, Andreas Arend, het Artemision Ensemble, Arte dei Suonatori, Arno Paduch, Isacco Colombo, Maurice van Lieshout / Bach Consort Moskou en Les Enchantants / Klaus Westermann. In 2003 richtte Magdalena Podkościelna het Strozzi-Ensemble Hamburg op dat zich in barokmuziek specialiseert.

Cécile Pilorger, alt
De Franse Cécile Pilorger studeerde aan de Universiteit van Parijs-Sorbonne. Cécile Pilorger heeft met tal van ensembles samengewerkt, waaronder Les Demoiselles de St Cyr met Emmanuel Mandrin, het Accentus Chamber Choir met Laurence Equilbey, het Akadêmia Ensemble met Françoise Lasserre, Arsys Bourgognes met Pierre Cao, Les Éléments en J. Moderne met Joël Suhubiette, Hispano Flamenca met Bart Vandewege, Il Gardellino met Marcel Ponseele, Ensemble Pygmalion met Raphaël Pichon, La Chapelle Harmonique met Valentin Tournet. Sinds 1998 is zij lid van Collegium Vocale Gent onder leiding van Philippe Herreweghe, waarmee zij talrijke albums heeft opgenomen.

Alex Potter, contratenor
Deze "rijzende ster in de wereld van de contratenoren" is een veelgevraagd vertolker van de zeventiende- en achttiende-eeuwse muziek. Alex Potter trad op met dirigenten zoals Philippe Herreweghe, Thomas Hengelbrock, Lars Ulrik Mortensen, Jordi Savall, Jos van Veldhoven en Peter Neumann. Naast talrijke uitvoeringen van werken van Bach, Händel en andere componisten, streeft hij ernaar ook een minder bekend repertoire uit te voeren en op te nemen. Alex Potter bouwde al een grote discografie op in samenwerking met tal van ensembles. Zijn cd Fede e Amor, met Weense barokmuziek voor alt en obligate trombones, verscheen in 2014 bij het label Ramée. Een nieuwe cd met solo-cantates van Telemann verscheen in 2019 bij het label CPO.

Bart Uvyn, contratenor
Contratenor Bart Uvyn begon zijn muzikale studies op 6-jarige leeftijd aan het conservatorium van Destelbergen. Hij studeerde er viool en zang. In 2003 begon hij zijn zangstudie als contratenor in het Lemmensinstituut te Leuven, waar hij in 2008 afstudeerde als “master in music - singing”. Zijn docenten waren Dina Grossberger en Dirk Snellings (Capilla Flamenca). Daarna specialiseerde hij zich in oude muziek aan het Lemmensinstituut en aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. Hij kreeg les van Peter Kooij, Michael Chance, Rita Dams en Jill Feldman. Bart Uvyn wordt regelmatig uitgenodigd door ensembles als Capilla Flamenca, Psallentes, Vox Luminis en Sette Voci. Bart is ook een vast ensemblelid van Currende (Erik Van Nevel) en werkt vaak mee aan projecten van het Collegium Vocale Gent. Hij is medeoprichter van Utopia - Belgian Handmade Polyphony.

Guy Cutting, tenor
De Britse tenor Guy Cutting beëindigde in 2012 zijn zangopleiding aan het New College Oxford en legde zich nadien toe op een barokrepertoire. Van de American Bach Solists kreeg hij de Jeffrey Thomas Award, een prijs voor jong talent in het domein van oude muziek. Bij het Orchestra of the Age of Enlightenment werd hij ‘rising star’ voor de seizoenen 2019/20 en 2020/21. Als solist vertolkte Guy Cutting bij het Orchestra of the Age of Enlightenment, het Monteverdi Choir, de Academy of Ancient Music, het Gabrieli Consort, het Swedish Baroque Orchestra, de Nederlandse Bachvereniging, Voces Tallinn en Le Concert Lorrain. Hierbij zong hij onder leiding van dirigenten zoals John Eliot Gardiner, Jos van Veldhoven, Christoph Prégardien, Kristian Bezuidenhout, Stephan MacLeod, Laurence Cummings, Paul McCreesh, Marcus Creed en Risto Joost. Naast zijn solocarrière maakt de tenor ook deel uit van het Damask Vocal Quartet, dat zich toelegt op kamermuziek uit de negentiende en twintigste eeuw.

Peter Di-Toro, tenor
Peter Di-Toro begon met zingen aan de London Oratory School en de Schola Cantorum, een van de toonaangevende liturgische koren in het Verenigd Koninkrijk. Peter Di-Toro treedt regelmatig op met liturgische groepen en koren waaronder het Collegium Vocale Gent, het Dunedin Consort, Polyphony, The Choir of the English Concert, Voices of Instruments of Time and Truth, Ex Cathedra, Chamber Choir Ireland, London Choral Sinfonia, Cambridge Singers, Westminster Cathedral, The Guards Chapel, The Queen's Chapel, Savoy, Grosvenor Chapel, Lincoln's Inn en HM Chapel Royal at St James's Palace.  Hij heeft samengewerkt met dirigenten als Philippe Herreweghe, Harry Bicket, Stephen Layton en Kaspars Putniņs. Als solist vertolkte Peter Di-Toro bij de Liverpool Cathedral, de Instruments of Time and Truth, de Royal Choral Society, de University of Essex Choral Society, de Norwich School Choral Society en CORO in werken als Monteverdi's Vespers van 1610, Händels Messiah, Mozarts Requiem, Purcells King Arthur, Bachs Magnificat en Haydns Creation.

Stephan Gähler, tenor
Stephan Gähler was van 1985 tot 1995 lid van de Dresdner Kapellknaben. In 2003 studeerde hij zang bij Margret Trappe-Wiel in Dresden. Tegenwoordig legt hij zich als solist toe op het repertoire van de zestiende- tot achttiende-eeuwse ensembles als Cappella Sagittariana Dresden, Capella de la Torre, Cappella Augustana Bologna, Musica Fiata Köln en Amarcord Leipzig. Als vast lid van het Athesinus Consort Berlin vertolkt hij werken uit verschillende periodes en stijlen. Hij werkt samen met internationaal gerenommeerde ensembles als het Collegium Vocale Gent, het RIAS-Kammerchor, het Balthasar-Neumann-Chor en het Vocalconsort Berlin onder dirigenten als Herreweghe, Creed, Reuss, Rademann, Hengelbrock en Dijkstra.

Peter Kooij, bas
Peter Kooij begon op zesjarige leeftijd met zingen in het koor van zijn vader en als jongenssopraan zong hij reeds op verschillende radio-, TV- en plaatopnamen. Na zijn viool- en zangstudie aan het Utrechts Conservatorium behaalde hij het solo-diploma zang aan het Sweelinck-Conservatorium te Amsterdam, waar hij bij Max van Egmond studeerde. Zijn concertreizen voerden hem naar de belangrijkste muziekcentra in de hele wereld. Zijn discografie omvat ruim 150 opnames voor labels als Philips, Sony en Virgin Classics, Harmonia Mundi, Erato, EMI en BIS. Door BIS werd hij uitgenodigd alle cantates, passies en oratoria van J.S.Bach op te nemen met het Bach Collegium Japan o.l.v. Masaaki Suzuki. Naast zijn concertpraktijk is Peter Kooij artistiek adviseur van het "Ensemble Vocal Européen". Sinds 2013 is hij docent aan de HFK Bremen. Verder wordt hij regelmatig uitgenodigd voor het geven van masterclasses (ondermeer in Duitsland, Japan, Finland, Frankrijk, Portugal, Belgie en Spanje). In 2016 ontving hij de Bach-medaille van de stad Leipzig.

Philipp Kaven, bas
Philipp Kaven (°1984 - Berlijn) is sinds 2011 lid van het Collegium Vocale Gent. Hij studeerde aan de Hochschule für Musik "Carl-Maria-von-Weber" bij Christiane Bach-Röhr. In de loop van zijn concertcarrière heeft Philipp Kaven opgetreden met de Lautten Compagney Berlin met Wolfgang Katschner, de Dresdner Philharmonie, het Festivalorchester der Internationalen Bachakademie Stuttgart, het Bach-Collegium Stuttgart en het Bach-Collegium Berlin, het Dresdner Barockorchester en diverse kerkmuziekensembles. Van 2019 tot 2020 zong Philipp Kaven onder meer in Bachs Johannes Passion in Berlijn en bij de Bach Academie in het Concertgebouw in Brugge met het Ensemble Masques. In 2022 was Philipp Kaven solist op de Europese tournee van Collegium Vocale Gent.

Bart Vandewege, bas
Bart Vandewege zingt bas bij het Collegium Vocale Gent (Philippe Herreweghe), het Amsterdam Baroque Choir (Ton Koopman), het Huelgas Ensemble (Paul van Nevel), het Bach Collegium Japan (Masaaki Suzuki), Il Gardellino (Marcel Ponseele), Plus Ultra (Michael Noone), La Petite Bande (Sigiswald Kuijken), Concerto Köln, Il Giardino Armonico, Freiburger Barockorchester, onder leiding van dirigenten als Gustav Leonhardt, René Jacobs, Thomas Hengelbrock, Robert King, Jos Van Immerseel, Alan Curtis, Roy Goodman, Christopher Hogwood, Peter Rundel, Skip Sempé, Peter Phillips en Marcus Creed. Hij maakt concerttournees in Europa, de Verenigde Staten en Azië en nam deel aan talrijke CD opnames.

TOELICHTING

De drie geprogrammeerde cantates voeren ons terug naar de eerste jaren na Johann Sebastian Bachs aanstelling als cantor van de Thomaskirche in Leipzig. Vanuit die positie coördineerde Bach van 1723 tot aan zijn dood in 1750 het volledige muziekleven van de stad. Zijn voornaamste taak was om op zon- en feestdagen religieuze muziek te voorzien voor de eredienst. Zo schreef Bach zijdens zijn eerste twee jaren in Leipzig telkens een volledige jaarcyclus, met een cantate voor elke zon- en feestdag, telkens aangepast aan wat er op dat moment in het kerkelijk jaar herdacht werd. Het grootste deel van zijn meer dan 200 nog overlevende cantates dateren dan ook uit deze periode.

Bachs cantates sluiten aan bij de ideeën die Maarten Luther, de belangrijkste theoreticus van de 16de -eeuwse protestantse Reformatie, had over muziek. Luther was ervan overtuigd dat Gods woorden niet in boeken bewaard, maar verkondigd moeten worden om hun doel te bereiken, en zag muziek als een uitstekend middel hiervoor. Als aanhanger van Luthers leer zag Bach zijn religieuze muziek dan ook in de eerste plaats als een versterking van de boodschap van de tekst. De muzikale middelen die hij gebruikte om deze tekst te verklanken, staan steeds in dienst van die boodschap.

In het Duitsland van Bachs tijd werd de cantate hét genre bij uitstek om dit doel te bereiken. Aanvankelijk was de cantate een profaan genre dat in het Italië van de vroege 17de eeuw ontstond als kleinschalige tegenhanger van de opera. Doordat het genre zich in de loop der jaren verspreidde over verschillende regio’s, ontstonden er talrijke religieuze en profane varianten. In de protestantse gebieden in Duitsland versmolt de cantate met bestaande muziekgenres en kende de religieuze cantate op die manier een enorme bloei.

In de protestantse eredienst werden cantates uitgevoerd na de prediking, waarin de voorafgaande Bijbellezing wordt toegelicht. Cantateteksten vertrekken dan ook van die lezing en becommentariëren deze met poëzie die de belangrijkste thema’s uitlicht. Belangrijker is echter dat de cantate ook een directe ervaring biedt van de religieuze sentimenten die de tekst oproept. Ondanks de specifieke context waarin de cantates functioneerden maakt precies die affectieve kracht ze ook waardevol los van hun oorspronkelijke context.

Hoewel elke cantate uniek is, delen veel van Bachs cantates een typische muzikale structuur. Zijn cantates beginnen met een openingskoor, waarbij het volledige koor in dialoog gaat met het instrumentale ensemble. Hierop volgen enkele aria’s: muzikale nummers voor een of meerdere vocale solist(en) begeleid door basso continuo (orgel en cello) en een of meerdere solo-instrumenten. Regelmatig worden deze aria’s voorafgegaan door recitatieven – ook voor solisten, maar eerder declamerend dan zangerig van stijl. Deze worden meestal enkel begeleid door basso continuo, maar soms (bv. in BWV 147) ook door andere instrumenten. Bach sluit steeds af met een koraal, een toonzetting van een bestaande koraalmelodie in homofonie, wat betekent dat alle stemmen en instrumenten min of meer hetzelfde ritme volgen.

BWV 6 – Bleib bei uns, denn es will Abend werden

Bach componeerde Bleib bei uns, denn es will Abend werden voor Paasmaandag in 1725. De titel komt uit het verhaal van de Emmaüsgangers: vlak na Jezus’ kruisdood verschijnt Hij als vreemdeling bij twee leerlingen op weg naar Emmaüs. De discipelen herkennen Jezus aanvankelijk niet, maar vragen de vreemdeling desondanks om de avond bij hen te door te brengen; pas tijdens het avondmaal herkennen ze Christus. Uit dit Bijbelse verhaal behoudt de cantate het thema van de vallende avond, doordat de tekst voortdurend zinspeelt op het contrast tussen licht en duisternis. Metaforisch verwijst het licht naar Christus en naar het Goddelijke Woord dat Hij verspreidde, terwijl de duisternis staat voor de verleiding van de zonde. De tekst draagt daarmee het protestantse idee uit dat enkel het Woord van God de mens op het verlichte pad kan houden.

Ook muzikaal laat deze licht-duisterwerking zich voelen, zoals het contrast tussen de twee aria’s “Hochgelobter Gottessohn” en “Jesu, laß uns auf dich sehen” aantoont. De levendige eerste aria (voor alt) vertegenwoordigt het licht en smeekt Christus om Zijn licht te blijven schijnen. De tweede aria (voor tenor) heeft een eerder donker, klagend karakter, waarbij de tenor langzaam de hoogte opzoekt om Jezus te smeken de mens het verlichte pad te tonen. Licht en duister sluiten elkaar echter niet volledig uit: zo laat in de eerste aria de bevreemdende dalende lijn op ‘Finsternis’ de ‘duisternis’ even binnen, en werpt de zoete melodie op ‘Laß das Licht’ in de tweede aria een kleine zonnestraal in het donker.

BWV 99 -  Was Gott tut, das ist wohlgetan

Voor de zestiende zondag na Pinksteren componeerde Bach in 1724 Was Gott tut, das ist wohlgetan. In tegenstelling tot de andere twee is dit een koraalcantate: de tekst is hier niet gebaseerd op het evangelie maar op een lutherse hymne. De cantate spreekt over de volmaaktheid van Gods wil en benadrukt dat ook het menselijke lijden die perfectie niet doorbreekt. Hiermee vertegenwoordigt de tekst twee centrale ideeën in het lutherse geloof: enerzijds het bewustzijn van de menselijke zonde, die maakt dat de mens ook in het lijden aan Gods wil onderworpen is, anderzijds de onvoorwaardelijke verlossing die de mens verkreeg dankzij het lijden van Christus.

Een voorbeeld van hoe Bach deze ideeën muzikaal verbeeldt vinden we in de eerste aria, “Erschüttre dich nur nicht,” voor tenor, fluit, en basso continuo. Hoewel de tekst oproept om niet te beven voor het bittere lijden, lijkt dit beven toch uitgebeeld in de rusteloze, virtuoze fluitpartij. Bovendien verklanken de kleurrijke versiernoten van de tenor en fluit de bittere smaak waarvan sprake in de tekst. Ook het duet “Wenn des Kreuzes Bitterkeiten” voor sopraan, alt, fluit, oboe d’amore, en basso continuo beeldt het lijden uit. Het beginthema van de fluit, dat continu tussen de vocale en instrumentale partijen wordt doorgegeven, doet met haar herhaalde tonen die langzaamaan naar beneden afdalen enigszins denken aan het begin van het “Crucifixus” uit Bachs Hohe Messe (Mis in b), niet in het minst omdat de tekst ook hier naar het kruis verwijst. Het lijden van Christus herinnert de gelovige hier aan het eigen lijden, maar biedt tegelijk het perspectief op verlossing door Christus.

BWV 147 – Herz und Mund und Tat und Leben

Herz und Mund und Tat und Leben was oorspronkelijk bedoeld voor het feest van de Mariavisitatie in 1723. Deze feestdag herdenkt het bezoek van de Moeder Gods aan haar nicht Elisabet. Opvallend is dat dit feest aan Maria is gewijd, maar dat ze slechts een beperkte rol speelt in de cantatetekst. In tegenstelling tot de katholieke traditie vereert het protestantse geloof Maria namelijk niet om zichzelf; als moeder van Christus speelt ze slechts een bijrol in het verhaal van Christus’ lijden. De cantatetekst richt zich dan ook enkel tot Christus zelf.

Zoals steeds kiest Bach zijn muzikale middelen hier in functie van de tekst. Om kracht te geven aan de oproep in de tekst om het geloof in Christus openlijk uit te dragen, voegt Bach dan ook een trompet toe aan het ensemble, die de cantate al vanaf de eerste maten laat baden in een glorieuze, verkondigende stemming. Na het overweldigende openingskoor blijft de trompet even afwezig, tot deze samen met de triomfantelijke sfeer terugkeert in de laatste aria “Ich will von Jesu Wundern singen,” waarin de bas de trompetsignalen imiteert om de wonderen van Christus wereldkundig te maken. Tussendoor spreekt Bachs muziek echter ook andere emotionele registers aan; zo is de aria “Schäme dich, O Seele, nicht” een bijna jammerende aanmaning om niet beschaamd te zijn voor het geloof. Op die manier laat Bachs muziek de luisteraar een brede waaier aan religieuze ervaringen beleven, waarbij hij de tekst tegelijk weet te respecteren en te overstijgen.

Robbe Beheydt

 

teksten - BWV 6

I. Chorale
Bleib bei uns, denn es will Abend werden
und der Tag hat sich geneiget.

II. Aria (alt)
Hochgelobter Gottessohn,
lass es dir nicht sein entgegen,
dass wir itzt vor deinem Thron
eine Bitte niederlegen:
Bleib', ach bleibe unser Licht,
weil die Finsternis einbricht.

III. Chorale (sopraan)
Ach bleib bei uns, Herr Jesu Christ,
weil es nun Abend worden ist
dein göttlich Wort, das helle Licht,
lass ja bei uns auslöschen nicht!

In dieser letztbetrübten Zeit
verleih‘ uns, Herr, Beständigkeit,
dass wir dein Wort und Sakrament
rein behalten bis an unser End'!

IV. Recitativo (bas)
Es hat die Dunkelheit
an vielen Orten überhand genommen.
Woher ist aber dieses kommen?
Bloss daher,
weil sowohl die Kleinen
als die Grossen
nicht in Gerechtigkeit vor dir, o Gott, gewandelt
und wider ihre Christenpflicht gehandelt.
Drum hast du auch den Leuchter umgestossen.

V. Aria (tenor)
Jesu, lass uns auf dich sehen,
dass wir nicht
auf den Sündenwegen gehen!
Lass das Licht
deines Worts uns helle scheinen
und dich jederzeit treu meinen.

VI. Chorale
Beweis dein' Macht, Herr Jesu Christ,
der du Herr aller Herren bist,
beschirm dein arme Christenheit,
dass sie dich lob in Ewigkeit!

teksten - BWV 99

I. Chorale
Was Gott tut, das ist wohlgetan,
es bleibt gerecht sein Wille;
wie er fängt meine Sachen an,
will ich ihm halten stille.
Er ist mein Gott,
der in der Not
mich wohl weiss zu erhalten;
drum lass ich ihn nur walten.

II. Recitativo (bas)
Sein Wort der Wahrheit stehet fest
und wird mich nicht betrügen,
weil es die Gläubigen nicht fallen noch verderben lässt.
Ja, weil es mich den Weg zum Leben führet,
so fasst mein Herze sich und lässet sich begnügen
an Gottes Vatertreu und Huld
und hat Geduld,
wenn mich ein Unfall rühret.
Gott kann mit seinen Allmachtshänden
mein Unglück wenden.

III. Aria (tenor)
Erschüttre dich nur nicht, verzagte Seele,
wenn dir der Kreuzeskelch
so bitter schmeckt!
Gott ist dein weiser Arzt
und Wundermann,
so dir kein tödlich Gift einschenken kann,
obgleich die Süßigkeit verborgen steckt.

IV. Recitativo (alt)
Nun, der von Ewigkeit geschloss’ne Bund
bleibt meines Glaubens Grund.
Er spricht mit Zuversicht
im Tod und Leben:
Gott ist mein Licht,
ihm will ich mich ergeben.
Und haben alle Tage
gleich ihre eigne Plage,
doch auf das überstandne Leid,
wenn man genug geweinet,
kommt endlich die Errettungszeit,
da Gottes treuer Sinn erscheinet.

V. Aria Duetto (sopraan, alt)
Wenn des Kreuzes Bitterkeiten
mit des Fleisches Schwachheit streiten,
ist es dennoch wohlgetan.
Wer das Kreuz durch falschen Wahn
sich vor unerträglich schätzet,
wird auch künftig
nicht ergötzet.

VI. Chorale
Was Gott tut, das ist wohlgetan,
dabei will ich verbleiben.
Es mag mich auf die rauhe Bahn
Not, Tod
und Elend treiben,
so wird Gott mich
ganz väterlich
in seinen Armen halten;
drum lass ich ihn nur walten.

teksten - BWV 147

Parte prima

I. Chorale
Herz und Mund und Tat und Leben
muß von Christo Zeugnis geben
ohne Furcht und Heuchelei,
daß er Gott und Heiland sei.

II. Recitativo (tenor)
Gebenedeiter Mund!
Maria macht ihr Innerstes der Seelen
durch Dank und Rühmen kund;
sie fänget bei sich an,
des Heilands Wunder zu erzählen,
was er an ihr
als seiner Magd getan.
O! menschliches Geschlecht,
des Satans und der Sünden Knecht,
du bist befreit
durch Christi tröstendes Erscheinen
von dieser Last und Dienstbarkeit!
Jedoch dein Mund und dein verstockt Gemüte
verschweigt, verleugnet solche Güte;
doch wisse, daß dich nach der Schrift
ein allzuscharfes Urteil trifft.

III. Aria (alt)
Schäme dich, o Seele, nicht,
deinen Heiland zu bekennen,
soll er dich die Seine nennen
vor des Vaters Angesicht!
Doch wer ihn auf dieser Erden
zu verleugnen sich nicht scheut,
soll von ihm verleugnet werden,
wenn er kömmt zur Herrlichkeit.

IV. Recitativo (bas)
Verstockung kann Gewaltige verblenden,
bis sie des Höchsten Arm vom Stuhle stößt;
doch dieser Arm erhebt,
obschon vor ihm der Erde Kreis erbebt,
hingegen die Elenden, so er erlöst.
O hochbeglückte Christen,
auf, machet euch bereit,
itzt ist die angenehme Zeit,
itzt ist der Tag des Heils:
Der Heiland heißt euch Leib und Geist
mit Glaubensgaben rüsten,
auf, ruft zu ihm in brünstigem Verlangen,
um ihn im Glauben zu empfangen.

V. Aria (sopraan)
Bereite dir, Jesu, noch itzo die Bahn,
mein Heiland, erwähle
die gläubende Seele,
und siehe mit Augen der Gnaden mich an!

VI. Chorale
Wohl mir, daß ich Jesum habe,
o wie feste halt ich ihn,
daß er mir mein Herze labe,
wenn ich krank und traurig bin.
Jesum hab ich, der mich liebet
und sich mir zu eigen gibet;
ach drum laß ich Jesum nicht,
wenn mir gleich mein Herze bricht.

Parte seconda

VII. Aria (tenor)
Hilf, Jesu, hilf, daß ich auch dich bekenne
in Wohl und Weh, in Freud und Leid,
daß ich dich meinen Heiland nenne
im Glauben und Gelassenheit,
daß stets mein Herz von deiner Liebe brenne,
hilf, Jesu, hilf!

VIII. Recitativo (alt)
Der höchsten Allmacht Wunderhand
würkt im Verborgenen der Erden.
Johannes muß mit Geist erfüllet werden,
ihn zieht der Liebe Band
bereits in seiner Mutter Leibe,
daß er den Heiland kennt
ob er ihn gleich noch nicht
mit seinem Munde nennt,
er wird bewegt, er hüpft und springet,
indem Elisabeth das Wunderwerk ausspricht,
indem Mariae Mund der Lippen Opfer bringet.
Wenn ihr, o Gläubige,
des Fleisches Schwachheit merkt,
wenn euer Herz in Liebe brennet,
und doch der Mund den Heiland nicht bekennet,
Gott ist es, der euch kräftig stärkt,
er will in euch des Geistes Kraft erregen,
ja, Dank und Preis auf eure Zunge legen.

IX. Aria (bas)
Ich will von Jesu Wundern singen
und ihm der Lippen Opfer bringen,
Er wird nach seiner Liebe Bund
das schwache Fleisch, den irdschen Mund
durch heilges Feuer kräftig zwingen.

X. Chorale
Jesus bleibet meine Freude,
meines Herzens Trost und Saft,
Jesus wehret allem Leide,
er ist meines Lebens Kraft,
meiner Augen Lust und Sonne,
meiner Seele Schatz und Wonne;
darum laß ich Jesum nicht,
aus dem Herzen und Gesicht.