programmaboekje
fr
Arcadi Volodos / Marco Borggreve

Arcadi Volodos

Programma

EERBETOON AAN ALICIA DE LARROCHA (1923-2009)

Federico Mompou (1893 – 1987)
Música callada
1. Primer cuaderno - I. Angelico
2. Primer cuaderno - II. Lent
3. Cuarto cuaderno - XXVII. Lento molto
4. Cuarto cuaderno - XXIV. Moderato
5. Cuarto cuaderno - XXV. (untitled)
6. Segundo cuaderno - XI. Allegretto
7. Segundo cuaderno - XV. Lento – plaintif
8. Cuarto cuaderno - XXII. Molto lento e tranquilo
9. Segundo cuaderno - XVI. Calme
10. Primer cuaderno - VI. Lento
11. Tercer cuaderno - XXI. Lento
12. Cuarto cuaderno -XXVIII. Lento

Franz Liszt (1811 – 1886)
Ballade nr. 2 in b, S. 171

--- PAUZE ---

Alexander Scriabin (1871 – 1915)
Étude nr. 2 in fis , op. 8
Étude nr. 11 in bes, op. 8
Prélude nr. 14 in es, op. 11
Prélude nr. 1 in B, op. 16
Prélude nr. 4 in es, op. 16
Prélude nr. 3 in B, op. 22
Prélude nr. 1 in bes, op. 37
2 Poèmes, op. 63
        1. Masque
       2. Étrangeté

2 Poèmes, op. 71
        2. En rêvant, avec une grande douceur
2 Danses, op. 73
        2. Flammes Sombres
Sonata nr. 10, op. 70
Vers la flamme, op. 72

 

EINDE VAN HET CONCERT : ± 22:00

Dit concert wordt gefilmd en opgenomen door Flagey

TOELICHTING

In dit concert brengt de Russische pianist Arcadi Volodos een eerbetoon aan een van de grootste pianistes van de 20ste eeuw, Alicia de Larrocha (1923-2009), die dit jaar 100 jaar zou zijn geworden. Stond de Larrocha bekend als pleitbezorger van de muziek van haar Spaanse tijdgenoten, dan neemt Volodos die missie van haar over door zich te storten op het werk van Frederic Mompou, die met de Larrocha bevriend was en aan haar zijn Música Callada opdroeg. Volodos verbindt de muziek van Mompou met twee andere componisten die eveneens de grenzen van de moderniteit opzochten in een uniek, persoonlijk idioom: Franz Liszt en Aleksandr Skrjabin.


Frederic Mompou – Música Callada (vier delen, 1959-1967)

Als Catalaan was Frederic Mompou (1893-1987) zowel geografisch als muzikaal tussen Spanje en Frankrijk gesitueerd. De muziek van Debussy, Ravel, en Satie vormde dan ook de stilistische basis van zijn werk, die hij net als bijvoorbeeld Manuel de Falla door het gebruik van volkse invloeden tot een typisch Spaanse nationale stijl wilde uitwerken. Dit nationalisme was in eerste instantie vooral een positief gegeven, dat Spanje als culturele natie op de kaart moest zetten, maar kreeg een grimmigere betekenis toen in Spanje de dictator Franco aan de macht kwam. Mompou’s verhouding tot diens regime was enigszins dubbelzinnig: initieel sprak hij zijn steun uit voor Franco, maar later leidde hij zo’n teruggetrokken leven dat zijn precieze relatie tot de politiek onduidelijk is.

Música Callada is een verzameling van 4 boeken met in totaal 28 ingetogen, kleurrijke miniaturen voor piano solo. Mompou ontleende de titel Música Callada (‘stille/verzwegen muziek’) aan een gedicht van de 16de-eeuwse Spaanse mysticus Johannes van het Kruis. Met deze paradoxale maar treffende titel wil Mompou de luisteraar prikkelen om niet te focussen op de ‘uitwendige’ klanken, maar op hoe deze in het innerlijk van de luisteraar (in stilte) resoneren. De stilte staat bovendien ook voor het fragmentarische en de leegte die de muziek omringt, zoals in deel XXV uit Boek 4. In het begin horen we een eenzame melodie, omgeven door stilte, die langzaam van het laagste naar het hoogste register van de piano zwerft en zo een grote, lege ruimte suggereert. De harmonie is bovendien wat modernistischer dan die van het impressionisme, zoals ook in deel XXI uit Boek 3. In beide delen blijft contemplatie echter het doel: de subtiele klankkleuren krijgen alle tijd en ruimte om diep in de luisteraar te resoneren. Deel XI uit Boek 2 is dan weer een uitstekend voorbeeld van hoe Mompou het impressionisme combineert met zijn Spaanse afkomst: de feestelijke melodie klinkt als volksmuziek, terwijl de begeleidende harmonieën onmiskenbaar impressionistisch zijn.


Franz Liszt – Ballade nr. 2 in b

Net als Mompou speelde ook Franz Liszt (1811-1886) een belangrijke rol in de nationale muziekcultuur van zijn thuisland, Hongarije. Al vroeg in zijn jeugd werd hij blootgesteld aan de Hongaarse volksmuziek, die ook zijn weerslag vindt in bijvoorbeeld zijn Hongaarse Rapsodieën of het symfonische gedicht Hungaria. En hoewel Liszt zelf geen Hongaars (maar Duits) sprak, was hij bijzonder geïnteresseerd in de Hongaarse cultuur en steunde ook de nationale strijd van de Hongaren die onder Oostenrijkse heerschappij leefden.

In zijn Ballade nr. 2 in b zijn die Hongaarse wortels echter niet te horen: we bevinden ons volledig in de Duits-romantische traditie van pianovirtuozen. Virtuositeit wordt wel eens argwanend gezien als iets ‘inhoudsloos’, maar Liszt toont hier net hoe hij zijn sublieme pianotechniek inzette om tot een moderne, vooruitstrevende muziektaal te komen. Zo begint deze Ballade met een reeks snelle loopjes met open pedaal gespeeld in het laagste register van de piano, als een soort klanktapijt waarop zich een thema in mineur ontvouwt. Wanneer dit thema aan het einde van het stuk terugkeert in majeur, zet Liszt alle technische mogelijkheden van de piano in om tot een wervelende climax te komen. Uit de harmonie spreekt een gevoel van verlangen dat doet denken aan het slot van Tristan und Isolde – niet toevallig werd Liszt dan ook samen met Richard Wagner gerekend tot de Neudeutsche Schule, een groep componisten die een theatrale, harmonisch vernieuwende ‘muziek van de toekomst’ wilden creëren.


Aleksandr Skrjabin

De Russische componist Aleksandr Skrjabin laat zich niet makkelijk in een hokje plaatsen. In zijn relatief korte actieve periode evolueerde hij van een laatromantische naar een individuele modernistische stijl, die hij inbedde in een mystiek gedachtengoed. In zijn latere jaren zag hij het zelfs als zijn missie om een Gesamtkunstwerk te scheppen met muziek, dans, geuren, en kleuren, waarin hij de rest van de mensheid deelgenoot zou kunnen maken van zijn synesthesie (de vermenging van zintuigen door bv. kleuren te zien bij het horen van klanken) en spirituele extase. Hij overleed echter voor hij dit project, dat hij de titel Mysterium meegaf, kon voltooien.

Omwille van zijn mysticisme, synesthesie, en radicale modernisme beschouwt men Skrjabins muziek vaak als een geïsoleerd fenomeen van een excentrieke buitenstaander. Deze visie verhult echter dat de zoektocht naar het mystieke in modernistische kringen bijna gemeengoed was. Zo schreef Wassily Kandinsky, een van de grondleggers van de abstracte schilderkunst, eveneens uitgebreid over de relatie tussen kleuren, klank, en spiritualiteit in zijn traktaat Über das Geistige in der Kunst (1910). In zijn soms megalomane projecten stond Skrjabin misschien alleen, maar zin ideeën kwamen wel degelijk voort uit een klimaat dat zowel spiritualiteit als artistieke vernieuwing waardeerde.

Eerste periode (tot 1903): Études in fis, op. 8/2 — Étude in bis, op. 8/11 — Prélude in es, op. 11/14 — Prélude in B, op. 16/1 — Prélude in es, op. 16/4 — Prélude in B, op. 22/3

In Skrjabins vroegste composities klinkt vooral de invloed van Frédéric Chopin door. Net als Chopin oriënteerde Skrjabin zich op de West-Europese romantische muziek, maar stond hij er als Rus, zoals Chopin als Pool, ook enigszins buiten. Kenmerkend voor deze periode zijn de typische genres van het lyrische klavierstuk (etudes, preludes, nocturnes, en zelfs mazurka’s) en de combinatie van geraffineerde pianotechnieken met zangerige melodieën. In de Prelude in B, op. 16/1 is Chopins invloed misschien wel het duidelijkst: we horen een fijngevoelige, sierlijke melodie in het hoogste register van de piano boven een eenvoudig begeleidingspatroon. Typisch Skrjabin is bovendien dat hij deze elementen tot het uiterste gaat concentreert: zo staat er in de Prelude in es, op. 16/4 geen enkele noot te veel, maar haalt Skrjabin toch het maximale effect uit dit spaarzame materiaal.
 

Tweede periode (1903-1907): Prélude in bes, op. 37/1
In 1903 brengen Skrjabins diepgaande interesse in filosofie (vooral Nietzsche), symbolisme, en theosofie hem op een nieuw creatief elan. Dit ideeëngoed begint ook zijn muziek te beïnvloeden: titels als Le Divin Poème en Le Poème de l’extase, zijn twee bekendste orkestwerken uit deze periode, spreken boekdelen. Ook op een puur muzikaal niveau komt Skrjabin op een nieuw spoor. Zijn muziek blijft weliswaar tonaal, maar de harmonische spanning stijgt soms tot ongekende hoogten om het gevoel van ‘extase’ bij de oplossing te verhogen. De Prélude in bes, op. 37/1 uit 1903 dateert nog uit het begin van deze periode en sluit dus vooral nog aan bij de vroege Skrjabin, maar enkele verrassende harmonieën en de climaxwerking laten toch al voelen dat er iets te veranderen staat.

Derde periode: Poème ‘Masque’, op. 63/1 — Poème ‘Étrangeté’, op. 63/2 — Poème, op. 71/2 — Flammes Sombres, op. 73/2 — Sonate n° 10, op. 70 — Vers la flamme, op. 72

Tijdens een verblijf in Brussel tussen 1909 en 1910 verdiepte Skrjabin zich in de theosofische ideeën van de Belgische kunstenaar Jean Delville en de Russische mystica Helena Blavatsky. Deze invloeden zetten hem aan om zijn muzikale vernieuwingen systematisch uit te werken, met als fundament het zogenaamde ‘mystiek akkoord,’ dat hij zag als een soort kosmische oerklank. Dit zestonige akkoord (C-F#-Bb-E-A-D) dient als basis voor zowel de melodie als de harmonie, en kan getransponeerd worden naar verschillende toonhoogtes om kleurcontrasten te krijgen. Het akkoord kwam ook al in eerdere muziek van Skrjabin voor, maar in een fundamenteel andere context: in zijn vroegere muziek zou dit akkoord spanning uitdrukken, maar hier wordt het akkoord een zelfstandige klank die geen oplossing meer nodig heeft. Eerder dan de harmonische stuwkracht die typisch is voor de romantiek van Liszt of de vroege Skrjabin krijgen we hier dus een nevenschikking van kleurvlakken.

Vers la flamme  is exemplarisch voor deze nieuwe werkwijze. De harmonie blijft vrij stabiel; eerder dan een spel tussen spanning en ontspanning krijgen we subtiele kleurverschillen te horen. Desondanks weet Skrjabin een enorme climax op te bouwen via de steeds luidere en hogere trillers die het tweede deel van het stuk uitmaken. Met zijn Sonate nr. 10 toont Skrjabin dan weer aan dat zijn nieuwe muziektaal ook geschikt is voor grootschalige genres. Opvallend is dat Skrjabin ondanks zijn harmonische vernieuwingen blijft kiezen voor een traditionele sonatevorm met een hoofdthema en neventhema die achtereenvolgens gepresenteerd, verwerkt, en herhaald worden. Deze vorm impliceert een zekere dynamiek die Skrjabins statische harmonisch systeem niet bezit, maar die hij net als in Vers la flamme wil bereiken via kleurcontrasten en trillers. Zijn latere werk mag dan wel experimenteel zijn, maar het gevoel voor climaxopbouw heeft Skrjabin allerminst verloren.

ROBBE BEHEYDT

Biografie

Arcadi Volodos werd geboren in 1972 in Sint-Petersburg en begon zijn muzikale studies met lessen zang en directie. Pas in 1987 besliste hij om pianist te worden. Hij studeerde aan het Conservatorium van Sint-Petersburg en specialiseerde zich daarna verder aan het Conservatorium van Moskou bij Galina Egiazarova en in Parijs en Madrid.

Sinds zijn debuut in New York in 1996 heeft Volodos over de hele wereld opgetreden in recitals en met de meest vooraanstaande orkesten en dirigenten. Hij werkte onder andere met de Berliner Philharmoniker, het Israel Philharmonic Orchestra, het London Philharmonia Orchestra, de New York Philharmonic, de Munich Philharmonic, het Koninklijk Concertgebouworkest, de Dresden Staatskapelle, het Orchestre de Paris, het Leipzig Gewandhausorchester, het Zürich Tonhalle Orkest en de Symfonieorkesten van Boston en Chicago, in samenwerking met dirigenten zoals Myung-Whun Chung, Lorin Maazel, Valery Gergiev, James Levine, Zubin Mehta, Seiji Ozawa, Jukka-Pekka Saraste, Paavo Järvi, Christoph Eschenbach, Semyon Bychkov en Riccardo Chailly.

Pianorecitals hebben sinds het begin van Volodos' carrière een centrale rol gespeeld in zijn artistieke leven. Zijn repertoire omvat werken van Schubert, Schumann, Brahms, Beethoven, Liszt, Rachmaninoff, Skrjabin, Prokofiev en Ravel, maar ook minder bekende werken van Mompou, Lecuona en de Falla.

Sinds zijn Gramophone Award-winnende debuutrecital in de New Yorkse Carnegie Hall, uitgebracht door Sony Classical in 1999, heeft Arcadi Volodos een reeks veelgeprezen albums opgenomen. Hij nam sonates van Schubert en solowerken van Rachmaninoff op, en maakte live opnames met de Berliner Philharmoniker van het Derde Pianoconcert van Rachmaninoff onder leiding van James Levine, en van het Eerste Pianoconcert van Tsjaikovski onder leiding van Seiji Ozawa. Het album Volodos Plays Liszt, uitgebracht in 2007, sleepte tal van prijzen in de wacht, terwijl zijn Musikverein-recital uit 2010 op cd en dvd werd uitgebracht en met lof werd onthaald door de internationale pers. Zijn soloalbum Volodos Plays Mompou uit 2013, gewijd aan werken van de Spaanse componist Frederic Mompou, werd bekroond met een Gramophone Award en de Echo-Prijs.

Zijn laatste album Volodos Plays Brahms verscheen in april 2017. Onmiddellijk werd het album beschouwd als een mijlpaal en bekroond met de Edison Classical Award, de Diapason d'Or en met de prestigieuze Gramophone Award 2018 als ‘Beste Instrumentale Opname van het Jaar’. In oktober 2019 bracht Sony Classical zijn nieuwste opname Volodos Plays Schubert uit met de Sonate D. 959 en Menuetten D. 334, D. 335 en D. 600. Het album ontving de Edison Classical Award (2020) in de categorie ‘Solo Instrumentaal’.

Friends of Flagey

FELLOWS

Charles Adriaenssen, Amelie Coens, Bernard Darty, Paulette Darty, Diane de Spoelberch, Geert Duyck, Marc Ghysels, Laurent Legein, Omroepgebouw Flagey NV / Maison de la Radio Flagey SA

GREAT FRIENDS

Lina Blanpain-Bruggeman, Patricia Bogerd, Leon Borgerhoff, Nicole Bureau, Anne Castro Freire, António Castro Freire, Marie-Irène Ciechanowska, Stephen Clark, Etienne d’Argembeau, Werner de Borchgrave, Pieter De Koster, Suzanne de Potter, Claude de Selliers, Chantal de Spot, Jean de Spot, Pascale Decoene, Heleen Deslauriers, Jean Louis Duvivier, François Hinfray, Ulrike Hinfray, Ida Jacobs, Patrick Jacobs, Peter L'Ecluse, Alain Mampuya, Sasha Marston, Miriam Murphy, Martine Renwart, Martine Repriels, Jean-Pierre Schaeken Willemaers, Hans Schwab, My-Van Schwab, Maria Grazia Tanese, Pascale Tytgat, Marie Van Couwenberghe, Dirk Van Gerven, Colienne Van Strydonck, Piet Van Waeyenberge, Erna Vandeplas, Andreas von Bonin, Katinka von Bonin, Dimitri Wastchenko, Nathalie Waucquez, Jacques Zucker

FRIENDS

Steve Ahouanmenou, Ann Arnould, Pierre Arnould, Boudewijn Arts, Alexandra Barentz, Eric Bauchau, Joe Beauduin, Marijke Beauduin, Bernadette Beeckmans, Etienne Beeckmans de West-Meerbeeck, Jens Benoot, Marie Catherine Biebuyck, Véronique Bizet, Dominique Blommaert, Josephine Bonnigal, Stef Borgers, Beatrice Bouckaert, Bruno Bouckaert, Monique Bréhier, Gauthier Broze, Chantal Butaye, Olivier Chapelle, Béatrix Charlier, Catherine Chatin, Robert Chatin, Anne-Catherine Chevalier, Jacques Chevalier, Marianne Chevalier, Angelica Chiarini, André Claes, Theo Compernolle, Colette Contempré, Chris Coppije, Philippe Craninx, Marc d’Antras, Veronique d'Antras, Jean-Claude Daoust, Joakim Darras, Solène David, Werner de Borchgrave, François de Borman, Olivier de Clippele, Sabine de Clippele, Eric De Gryse, Brigitte de Laubarede, Adrien de Lophem, Alison de Maret, Pierre de Maret, Manuela de Patoul, Dominique de Ville de Goyet, Sabine de Ville de Goyet, Françoise de Viron, Sebastiaan de Vries, Stéphane De Wit, Godefroid de Woelmont, Agnès de Wouters, Philippe de Wouters, Anne Deblander, Gauthier Desuter, May Dewaet, David D'Hooghe, Suzannah D'Hooghe, Frederika D’Hoore, Anne-Marie Dillens, Stanislas d’Otreppe de Bouvette, Amélie d'Oultremont, Patrice d’Oultremont, Alain Dromer, Jan Eggermont, Patricia Emsens, Aline Everard de Harzir, Marie Evrard, Catherine Ferrant, Veronique Feryn, Claude Frédérix-Oreel, Henri Frédérix, Alberto Garcia-Moreno, Nathalie Garcia-Moreno, Brigitte Geerinckx, Hélène Godeaux, Claire Goldman, Serge Goldman, Pierre Goldschmidt, Christine Goyens, Philippe Goyens, Louis Grandchamp des Raux, Pieter Hanssens, Roger Heijens, Marianne Herssens, Johan Huygh, Veerle Huylebroek, Isabelle Jacobs, Guy Jansen, Yvan Jansen, Dominique Kaesmacher, Patrick Kelley, Philippe Kenel, Deborah Konopnicki, Katina Laaksonen, Georges Leclercq, Bernard Levie, Katrien Lannoo, Clive Llewellyn, Danielle Llewellyn, Janine Longerstaey, Philippe Longerstaey, Olga Machiels – Osterrieth, Joost Maes, Vincent Maroy, Michèle Martaux, Barbara Mayer, Jean-Louis Mazy, Nadine Mazy - Vander Elst, Katia Merten-Lentz, Christel Meuris, Delphine Misonne, Giorgio Monaco-Sorge, Sabine Overkämping, Martine Payfa, Isabelle Peeters, Ingeborg Peumans, Chantal Quoirin, Matias Ramirez Acosta, Agnès Rammant, Jean-Pierre Rammant, Anne-Marie Retsin, André Rezsohazy, Milena Richter van Iterson, Daniele Rizzi, Ariële Robyns de Scheidauer, Catherine Rutten, Sara Samuels, Désirée Schroeders, Marie-Agnes Servais, Edouard Soubry, Jan Suykens, Frank Sweerts, Dominique Tchou, Marie-Françoise Thoua, Beatrix Thuysbaert, Olivier Thuysbaert, Greet T'Jonck, Danielle t’Kint de Roodenbeke, Jean t'Kint de Roodenbeke, Jelleke Tollenaar, Beatrice Trouveroy, Yves Trouveroy, Toon Van Assche, Vanessa Van Bergen, Marie-Paule Van Craynest, Els Van de Perre, Katrien Van de Voorde, Radboud van den Akker, Odile van der Vaeren, Stella Van der Veer, Paul Van Dievoet, Karine Van Doninck, Patrick Van Eecke, Henriëtte van Eijl, Anja Van Geert, Aart van Iterson, Lydie Van Muylem, Roland Van Velthoven, Laura Van Waeyenberge, Piet Van Waeyenberge, Thomas Van Waeyenberge, Titia Van Waeyenberge, Alain Vandenborre, Marie Vandenbosch, Marie Vander Elst, Charlotte Vandoorne – Hanssens, Christophe Vandoorne, Elisabeth Vanistendael, Isabel Verstraeten, Danielle Verwee, Anne Vierstraete, Pascale Vilain, Ann Wallays, Sabine Wavreil, Christian Weise, Serge Wibaut, André Wielemans, Jurei Yada, Folkert Zijlstra, Management & People Development Sprl

en diegenen die anoniem wensen te blijven

versie 04.10.2023

Partners