programmaboekje
fr
Danish String Quartet
Danish String Quartet / Caroline Bittencourt

Danish String Quartet : Doppelgänger III

Programma

Franz Schubert (1797-1828)

Strijkkwartet nr. 13 in a, D 804, "Rosamunde"

  1. Allegro ma non troppo

  2. Andante

  3. Menuetto – Allegretto – Trio

  4. Allegro moderato 

 


***PAUZE***

 

Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791)

Divertimento in F, K. 138

  1. Allegro

  2. Andante

  3. Presto

 

Franz Schubert (1797-1828)

Gretchen am Spinnrade, D 118 (arr. Danish String Quartet)

Anna Thorvaldsdottir, Rituals *

* in opdracht van Danish String Quartet

 

Einde concert: +/- 22:15

TOELICHTING

Doppelgänger III

In het Doppelgänger-project koppelt het Danish String Quartet telkens een nieuw geschreven compositie aan een werk van Franz Schubert. Voor dit concert kreeg Anna Thorvaldsdottir de opdracht een hedendaags antwoord op Schuberts ‘Rosamunde’-kwartet te componeren. Haar Rituals wordt daarnaast geflankeerd door Mozarts Divertimento in F, en een arrangement van een van Schuberts bekendste liederen, Gretchen am Spinnrade.

 

Franz Schubert – Strijkkwartet nr. 13 in a (1824), Op. 29, D.804 (Rosamunde)

De Oostenrijkse componist Franz Schubert (1797-1828) begaf zich op het kantelpunt tussen de laatklassiek en de vroegromantiek. Zijn voornaamste inspiratiebronnen waren weliswaar Haydn, Mozart, en later ook Beethoven, maar vooral zijn veelgeroemde liederen dwingen met hun drang naar expressie de klassieke muziektaal tot onbekende terreinen. Ook in zijn – weliswaar iets minder bekende – kamermuziek toont hij zich uniek.

Sinds Haydn, Mozart en Beethoven is het strijkkwartet het genre bij uitstek waarin componisten getuigenis afleggen van hun artistieke ontwikkeling. Bij Schubert is dit beslist ook het geval: geen enkel ander genre in zijn oeuvre toont zo’n duidelijk onderscheid tussen de veelbelovende maar ietwat onbezonnen jeugdwerken, de eerste aanzetten tot volwassen werk, en zijn drie laatste kwartetten (nummers 13-15), die de geschiedenis in gingen als hoogtepunten van het genre. Het wisselvallige niveau van zijn vroege kwartetten droeg er wellicht toe bij dat we Schubert misschien niet meteen met dit genre associëren, hoewel de kwaliteit van zijn late strijkkwartetten buiten kijf staat.

Het Strijkkwartet nr. 13 componeerde Schubert in 1824, aan het begin van een periode van zo’n twee jaar waarin hij minder focuste op het liedgenre en zich vooral toelegde op kamermuziek. Hoewel Schubert in zijn instrumentale muziek doorgaans bewust afstand hield van zijn liederen, doet het eerste deel van het ‘Rosamunde’-kwartet anders vermoeden. We horen eerst een rusteloze begeleidingsfiguur in de tweede viool die doet denken aan het lied Gretchen am Spinnrade (zie later), samen met telkens een lange noot voorafgegaan door vier snelle noten in de altviool en cello, als ware het een soort tromgeroffel. Pas na enkele seconden treedt het melancholische hoofdthema binnen. In een lied is het weliswaar de conventie om te beginnen met enkele maten begeleiding, maar in een strijkkwartet is het hoogst uitzonderlijk; al slaagt Schubert er op deze manier in om de sombere, onrustige sfeer waarin het deel baadt te ontvouwen nog voordat hij de eerste noot van het thema presenteert.

Typisch voor Schubert is ook dat dit hoofdthema nadat het voor het eerst geklonken heeft onmiddellijk herhaald wordt in majeur in plaats van het oorspronkelijke mineur, als een plotse lichtstraal in de duisternis. Ook dit is een middel dat Schubert veelvuldig hanteerde in zijn liederen. Het leent zich immers perfect om met eenzelfde melodie een ander gemoed te presenteren, als om uitdrukking te geven aan de verschillende lagen, de twijfel, of de emotionele omwenteling van het lyrische ik. In het kwartet zorgt het voor een kort moment van lyriek in de melancholische sfeer, tot die laatste vervolgens abrupt hervat.

In het tweede deel citeert Schubert een thema uit zijn gelegenheidsmuziek voor het toneelstuk Rosamunde. De kenmerkende en alomtegenwoordige ritmiek (LANG-kort-kort/LANG-LANG) bepaalt het lichtvoetige karakter van dit andante, maar laat ook momenten van dramatiek toe. Het menuet neemt dan weer de eerder sombere sfeer van het eerste deel op: de soms dansante ritmiek doet het twijfelende, treurige begin nooit helemaal vergeten. De finale (in La groot in plaats van la klein) ten slotte is een absolute tegenpool van het eerste deel. De eenvoudige harmonieën, zwierende ritmes en speelse versieringen zijn een treffend voorbeeld van de volkse stijl die ook een belangrijk deel uitmaakte van Schuberts compositorische reservoir.

 

Wolfgang Amadeus Mozart – Divertimento in F, K. 138 (1772)

Wolfgang Amadeus Mozart (1756–1791) componeerde zijn Divertimento in F in 1772, toen hij samen met zijn vader Leopold Mozart actief was aan het hof van de aartsbisschop van Salzburg. Als genre is het divertimento dan ook typisch voor hofmuziek: de term duidt op korte, lichte muziek die als ontspanning functioneerde, maar niet het aanzien had van een symfonie of sonate. Aangezien het om gelegenheidsmuziek gaat, is de bezetting enigszins flexibel en kan Mozarts Divertimento zowel door een strijkkwartet als door een strijkorkest worden uitgevoerd. De stijl ligt dan ook dichter bij de grote gebaren van de symfonie dan bij de intimiteit van het strijkkwartet, zoals aangetoond door de krachtige openingsgeste en de vele abrupte contrasten tussen luid en zacht, die des te meer indruk maken wanneer ze vertolkt worden door een groot ensemble.

Het werk bestaat uit drie delen (Allegro, Andante, en Presto), conform de normen van het divertimento uit die periode. Het eerste deel is een zogenaamde sonatevorm: in het begin - de expositie - presenteert Mozart een hoofdthema, herkenbaar aan de krachtige stijgende geste, gevolgd door een neventhema dat na een korte stilte door de twee violen wordt gespeeld. Nadat deze expositie wordt herhaald, komt de doorwerking op gang, waarin allerlei elementen uit de expositie in verschillende gedaanten terugkeren. De doorwerking mondt ten slotte uit in een reprise van de expositie, gevolgd door een laatste herneming van zowel de doorwerking als de reprise. Het Andante vervolgens is iets vloeiender qua vorm: we horen eerst een lyrisch thema in de viool, waarin geleidelijk aan de onrust binnentreedt, maar finaal toch tot rust komt en vervolgens herhaald wordt. Na de herhaling neemt de onrust echter de bovenhand: aanvankelijk klinkt er zelfs geen thema, maar enkel een nerveuze begeleidingsfiguur. Na verloop van tijd wordt ook hier de onrust bezworen en keert de onschuldige sfeer van het begin terug. Het laatste deel ten slotte is een rondo: het feestelijke beginthema fungeert als een soort refrein, dat steeds opnieuw opduikt tussen de contrasterende segmenten. Doorgaans weerklinkt het refrein bovendien zeer luid ten opzichte van de meer bescheiden aangrenzende passages, waardoor het spel tussen forte en piano in dit slotdeel nog verder opgedreven wordt.

 

Anna Thorvaldsdottir – Rituals (2023)

De muziek van de IJslandse componiste Anna Thorvaldsdottir (°1977) staat bekend om haar diepe sonoriteit en kleurrijke texturen, in combinatie met vaak herhaalde melodieën of melodische fragmenten. Haar werk heeft steevast iets visueels: de verschillende klankvlakken en texturen dagen de luisteraar uit om allerlei beelden te zien, zonder dat ze een concreet beeld wilt oproepen, zoals ook Schubert in zijn kamermuziek een gemoed kon oproepen zonder naar iets concreets te verwijzen.

Rituals is opgedeeld in 11 segmenten, die elk individueel een ‘ritueel’ vormen maar ook samen één groot ritueel zijn. Het tempo is vrij langzaam, waardoor de klanken in elke sectie zich ten volle kunnen ontplooien. Typisch voor Thorvaldsdottir zijn de aangehouden bastoon in de cello die het harmonisch fundament van de compositie vormt, en de vaak herhaalde melodische fragmenten die daarboven klinken. Waar Schubert zijn melodieën kleurde door van majeur naar mineur te wisselen (zoals in het Rosamunde-kwartet), zorgt Thorvaldsdottir vooral voor kleur via de diversiteit aan timbres (klankkleuren): verschillende speeltechnieken laten de muziek afwisselen tussen volle melodieën en ijle, fragiele klanken die bijna oplossen in de lucht. Over het geheel zit er weliswaar een zekere progressie in de muziek van Thorvaldsdottir, maar lineaire ontwikkeling lijkt nooit het belangrijkste doel te zijn. Net zoals Schubert vaak sfeer en melodische kracht boven ontwikkeling verkoos, kiest Thorvaldsdottir om te focussen op diep doorvoelde klanken.

 

Franz Schubert – Gretchen am Spinnrade (1814), Op. 2, D. 118 (arr. Danish String Quartet)

Gretchen am Spinnrade is een van de eerste liederen die Franz Schubert publiceerde. Hoewel hij op dat moment nog achttien jaar moest worden, had hij al tientallen ongepubliceerde liederen voltooid. De tekst ontleende Schubert aan Goethes Faust: in het lied is Gretchen (Margarete) aan het woord, die zittend aan het spinnenwiel haar onrustige gemoed beschrijft en dagdroomt over haar geliefde Faust, die zijn ziel verkocht heeft aan de duivel.

Het werk is exemplarisch voor hoe Schubert vanaf de eerste maat de sfeer van de tekst kan duidelijk maken. De piano speelt een begeleidingsfiguur met een rusteloze, continue ritmiek, die zowel letterlijk het spinnenwiel uitbeeldt als figuurlijk Gretchens onrust. Slechts heel even zal deze continue stroom stilvallen, namelijk wanneer Gretchen terugdenkt aan Fausts kus (‘sein Kuß’). Hier brengen haar dagdromen haar zodanig in vervoering dat ze het spinnenwiel (en dus de pianobegeleiding) laat stilvallen en nadien slechts aarzelend terug in beweging brengt. Dit soort delicate vormen van expressie toont dat de luisteraar ook in een instrumentale versie het emotionele parcours van Gretchen volledig kan vatten.

Musici

Danish String Quartet

Rune Tonsgaard Sørensen, viool

Frederik Øland, viool

Asbjørn Nørgaard, altviool

Fredrik Schøyen Sjölin, cello

Biografieën

Het door GRAMMY® genomineerde Deense strijkkwartet blijft zich bewijzen als een van de beste strijkkwartetten ter wereld. Geroemd om hun "intense blend, extreme dynamic variation (in which they seem glued together), perfect intonation even on harmonics, and constant vitality and flow" (Gramophone) en befaamd om hun speelvreugde, is het Danish String Quartet uitgegroeid tot een van de meest gevraagde strijkkwartetten van het moment. Het kwartet treedt op in uitverkochte concertzalen over de hele wereld. Het Deense kwartet werd gesticht door violisten Frederik Øland en Rune Tonsgaard Sørenson en de altviolist Asbjørn Nørgaard onder het mentorschap van Tim Frederiksen van de Koninklijke Deense Muziekacademie van Kopenhagen. Ondertussen vierde het kwartet zijn 20ste verjaardag in 2022-2023. In 2008 vervoegde de Noorse cellist Fredrik Schøyen Sjölin zich bij de groep.

 

De inventieve en intrigerende programma’s en repertoirekeuzes van het Danish String Quartet en zijn vele populaire arrangementen van Scandinavische volksmuziek liggen aan de basis van de veelgeprezen originele projecten en opdrachten. Dit seizoen voltooit het Kwartet zijn DOPPELGÄNGER-reeks, een ambitieus vierjarig internationaal opdrachtproject dat wereldpremières van vier componisten - Bent Sørensen, Lotta Wennäkoski, Anna Thorvaldsdottir en Thomas Adès - koppelt aan grote kamermuziekwerken van Schubert.

Friends of Flagey

FELLOWS

Charles Adriaenssen, Marc Ghysels, Diane de Spoelberch

GREAT FRIENDS

Patricia Bogerd, Leon Borgerhoff, Monique Bréhier, Alexander Chadd, Marie-Irene Ciechanowska, Stephen Clark, Marixenia Davilla, Claude de Selliers, Chantal de Spot, Jean de Spot, Pascale Decoene, Alain Dromer, Jean Louis Duvivier, Gérard Gieux, François Hinfray, Ulrike Hinfray, Patrick Jacobs, Ida Jacobs, Pauline Krayenhoff, Peter L’Ecluse, Jean-Pierre Marien, Ine Marien - De Cock, Monsieur & Madame André Mueller, Miriam Murphy, Sabine Overkämping, Martine Renwart, Martine Riviere, Jean-Pierre Schaeken Willemaers, Hans Schwab, My-Van Schwab, Didier Staquet, Maria Grazia Tanese, Coen Teulings, Pascale Tytgat, Marie Van Couwenberghe, Colienne Van Strydonck, Piet Van Waeyenberge, Isabel Verstraeten, Andreas von Bonin, Katinka von Bonin, Dimitri Wastchenko, Nathalie Waucquez, Lidia Zabinski, Jacques Zucker

FRIENDS

Ann Arnould, Pierre Arnould, Boudewijn Arts, Carmen Atala, Alexandra Barentz, Gino Baron, Dominique Basteyns, Marijke Beauduin, Joe Beauduin, Etienne Beeckmans de West-Meerbeeck, Jens Benoot, Anne Marie Berlier, Pierre Billet, Véronique Bizet, Dominique Blommaert, Beatrix Bourdon, Edwin Bourgeois, Noëlle Bribosia, Geneviève Brion, Gauthier Broze, Nicole Bureau, Chantal Butaye, Olivier Chapelle, Béatrix Charlier, Catherine Chatin, Jacques Chevalier, Anne-Catherine Chevalier, Marianne Chevalier, Angelica Chiarini, André Claes, Bénédicte Claes, Xhenis Coba, Theo Compernolle, Chris Coppije, Philippe Craninx, Vanessa Crapanzano, Pierre d’Argent, Regis D’hondt, David D’Hooghe, Suzannah D’Hooghe, Anna-Teresa D’Hooghe, Frederika D’Hoore, Stanislas d’Otreppe de Bouvette, Laure d’Oultremont, Etienne d’Ursel, Ludovic d’Ursel, Jean-Claude Daoust, Joakim Darras, Laurent de Barsy, François de Borman, Kathleen de Borman, Olivier de Clippele, Sabine de Clippele, Eric De Gryse, Pierre de Maret, Alison de Maret, Kristine De Mulder, Aline de Ville de Goyet, Sabine de Ville de Goyet, Dominique de Ville de Goyet, Françoise de Viron, Sebastiaan de Vries, Sonia de Waillet, Stéphane De Wit, Philippe de Wouters, Agnès de Wouters, Hendrik Deboutte, Gauthier Desuter, May Dewaet, Laurent Drion, Aurélie Drion, Kristin Edwards, Jan Eggermont, Marie Evrard, Dominique Favart, Philippe Feron, Catherine Ferrant, Véronique Feryn, Solene Flahault, Henri Frederix, Alberto Garcia-Moreno, Nathalie Garcia-Moreno, Brigitte Geerinckx, David Geeurickx, Nathalie Genard, Pierre Marie Giraud, Hélène Godeaux, Serge Goldman, Claire Goldman - De Vriendt, Frederick Gordts, Philippe Goyens, Eric Gubel, Charlotte Hanssens, Baron Xavier Hufkens, Luc Hujoel, Johan Huygh, Veerle Huylebroek, Françoise Jacques de Dixmude, Yvan Jansen, Patrick Kelley, Deborah Konopnicki, Katina Laaksonen, Katrien Lannoo, Anne Lauwers, Christine Le Maire, Bernard Levie, Janine Longerstaey, Philippe Longerstaey, Carole Ludlow, Peter Ludlow, Peter Maenhout, Joost Maes, Vincent Maroy, Michèle Martaux, Barbara Mayer, Christel Meuris, Quinten Mintiens, Delphine Misonne, Jan Moijson, Claude Oreel, Nadia Pachciarski, Martine Payfa, Ivan Peeters, Ingeborg Peumans, Jean Pierre Rammant, Agnès Rammant-Peeters, Anne-Marie Retsin, Andre Rezsohazy, Daniele Rizzi, Ariële Robyns de Schneidauer, Marie-Laure Roggemans, Katrien Rots, Catherine Rutten, Frieda Scholliers, Désirée Schroeders, Marie-Agnes Servais, Brigitte Smeyers, François Smeyers, Anne-Marie Sondag, Edouard Soubry, Anne Véronique Stainier, Ana Maria Stan, Michèle Stevelinck Heenen, Jan Suykens, Frank Suykens, Frank Sweerts, Jean t’Kint de Roodenbeke, Danielle t’Kint de Roodenbeke, Mirthe Tavernier, Dominique Tchou, Olivier Thuysbaert, Jelleke Tollenaar, Yves Trouveroy, Beatrice Trouveroy, Françoise Tulkens, Vanessa Van Bergen, Marie-Paule Van Craynest, Els Van de Perre, Katrien Van de Voorde, Radboud van den Akker, Dirk Van den Bogaert, Isabelle Van der Borght, Odile van der Vaeren, Karine Van Doninck, Patrick Van Eecke, Henriëtte van Eijl, Michel Van Huffel, Alain Van Muylem, Lydie Van Muylem, Emmanuel Van Rillaer, Stephanie van Rossum, Thomas Van Waeyenberge, Titia Van Waeyenberge, Laura Van Waeyenberge, Caroline Van Wonterghem, Marie Vandenbosch, Ines Hilde, Alain Vandenborre, Joanna Vandenbussche, Marie Vander Elst, Christophe Vandoorne, Elisabeth Vanistendael, Catherine Verhaegen, Alexandre Verheyden, Anne Vierstraete, Ann Wallays, Sabine Wavreil, Christian Weise, Serge Wibaut, André Wielemans, Ana Zoe Zijlstra, Management and People Development SRL, Qubemi

en diegenen die anoniem wensen te blijven

versie 26.09.2025

Partners