programmaboekje
fr
Jiaxin Min / Nine Louvel

Jiaxin Min

programma

Joseph Haydn (1732-1809)
Pianosonate nr. 62 in Es, Hob. XVI:52

I.    Allegro
II.    Adagio
III.    Finale: Presto

Samuel Barber (1910-1981)
Pianosonate in es, op. 26

I.    Allegro energico
II.    Allegro vivace e leggero
III.    Adagio mesto
IV.    Fuga: Allegro con spirito

Robert Schumann (1810-1856)
Fantasiestücke, op. 12

I.    Des Abends
II.    Aufschwung
III.    Warum?
IV.    Grillen 
V.    In der Nacht 
VI.    Fabel 
VII.    Traumes Wirren 
VIII.    Ende vom Lied 

Dmitri Sjostakovitsj (1906-1975)
Prelude & Fuga nr. 24 in d, op. 87

Toelichting

Experiment en elegantie op leeftijd

Toen de Oostenrijkse componist Joseph Haydn in 1794 zijn Sonate in Es, Hob. XVI:52 componeerde, was hij op het hoogtepunt van zijn internationale roem. In Londen werd hij onthaald als ‘vader van de symfonie’, maar ook als klavierspeler-componist keerde hij terug naar de klaviersonate, een genre dat hij lange tijd links had laten liggen. Deze sonate is zijn laatste en meest geliefde werk voor piano.

Het eerste deel (Allegro moderato) is een model van thematische rijkdom. Haydn stelt meteen twee sterk contrasterende thema’s tegenover elkaar. Midden in de doorwerking verrast hij met een zijsprong naar E – een harmonisch ver verwijderde toonaard van de hoofdtoonaard Es, die hij nauwgezet voorbereidt met chromatische modulaties. Deze keuze blijkt geen toeval: ook het langzame deel staat in E. Volgens biograaf Karl Geiringer getuigt dit werk van “de mate waarin Haydn zijn compositorische logica en zijn gevoel voor kleur tot een laat hoogtepunt brengt”.

Het Adagio klinkt rapsodisch, met versieringen en modulaties naar onder meer C en e. Haydn kiest voor een vrije thematische behandeling met wisselende stemvoering. Het finale Presto keert terug naar Es en maakt gebruik van de snelle figuratie van Domenico Scarlatti’s (1685-1757) toccata-stijl. Haydn combineert dit met een thematische economie en chromatische finesse die niet onderdoen voor Wolfgang Amadeus Mozart of Ludwig van Beethoven. Toch is deze sonate onmiskenbaar Haydn: elegant, spitsvondig, verrassend helder. Muziekhistoricus H.C. Robbins Landon omschrijft het werk als “de triomf van Haydns pianostijl – groots in opzet, speels in details, en helder in structuur”.

Een Amerikaanse sonate met klassieke ruggengraat

Samuel Barbers Pianosonate in es, op. 26 ontstond tussen 1947 en 1949. De Amerikaanse componist en muziekpedagoog schreef het werk voor de 25ste verjaardag van de League of Composers, gefinancierd door Richard Rodgers en Irving Berlin. Vladimir Horowitz gaf de première en overtuigde Barber om na drie delen een virtuoze finale toe te voegen: een vierstemmige fuga die sindsdien het uithangbord van het werk is geworden.

Het eerste deel (Allegro energico) is gebouwd op vier motieven. Barber werkt met veel chromatiek en twaalftoonstechniek, zonder strikt seriële principes toe te passen. Met de techniek wil hij de harmonische spanning opbouwen. Pas laat in het deel lost deze eindelijk op in de hoofdtoonaard es. Het tweede deel (Allegro vivace e leggero) is een snel rondo, dat flirt met bitonaliteit en metrische ambiguïteit. Daarna volgt het Adagio mesto in passacagliavorm, met een ostinato opgebouwd uit twee twaalftoonsreeksen. Dit is volgens biograaf Nathan Broder “Barbers meest tragische langzame deel – een pleidooi voor melodische expressie binnen een rigide structuur”. De fuga (Allegro con spirito) ten slotte grijpt terug op technieken uit de barok, maar bevat syncopen, ‘blue notes’ en een Amerikaans karakter. Francis Poulenc schreef: “Deze fuga is geen scholastisch studiewerk, maar een flitsende tour de force – briljant én muzikaal.” De vier stemmen ontwikkelen zich helder, ondanks de complexe ritmiek en modulaties. Het werk eindigt met een spiraalvormige climax, waarin de thema’s uit de hele sonate samenkomen.

De New York Times beschreef de sonate bij de première als “de eerste Amerikaanse sonate die echt volwassen klinkt.” Niet toevallig koos Horowitz dit werk uit om in Carnegie Hall de Amerikaanse muziek te vertegenwoordigen.

Poëtische miniaturen

Robert Schumann voltooide zijn Fantasiestücke, op. 12, een verzameling van acht werken, in 1838. Zoals in de meeste van zijn pianowerken weerspiegelen de delen het wispelturige karakter van de Duitse componist. Schumann was gekend voor zijn heftige emoties die schommelden tussen passievolle extase en zwaarmoedige nostalgie. Deze uiteenlopende emoties speelt Schumann tegen elkaar uit doorheen de delen.

Zo vormt het onschuldig klinkende Warum? het tegengewicht voor het komisch klinkende Grillen, en vormt de lieflijke Fabel een geruststellend antwoord op het stormachtig nachtelijk drama van In der Nacht. Ook intern zijn de delen contrastrijk: zo wisselen in Traumes Wirren virtuoze dramatische en statische passages elkaar af. De sleutel om deze schijnbaar onvoorspelbare muziek te begrijpen is de titel “Fantasiestücke”, een verwijzing naar het boek Fantasiestücke in Callot’s Manier van E.T.A. Hoffmann (1776-1822). Hoffmann en Schumann delen in hun respectievelijk literaire en muzikale oeuvre de contrastrijke omgang met melodrama en komedie, ironie en elegie, droom en harde realiteit. We herkennen in Schumanns muziek referenties naar de roman zoals het avondlijke scene in Des Abends of de razende vlucht in Aufschwung. Had Schumann inderdaad een personage van Hoffmann in gedachten die – zoals in het verhaal – geconfronteerd wordt met duistere krachten, tegenslagen en een troebele liefdesrelatie? Is de analogie met het optimistische slot van de roman en het krachtige, maar ook elegische slotdeel Ende vom Lied toevallig? Schumann verklapt het in een brief aan zijn verloofde Clara Wieck.

Over het slotwerk Ende vom Lied schrijft hij: “Bij het componeren dacht ik: uiteindelijk lost alles zich op met een vrolijke trouwpartij, ook al duikt de onzekerheid weer op aan het einde van het deel”. Deze uitspraak situeert het werk binnen de context van zijn verloving met Clara en de tegenkantingen van zijn toekomstige schoonvader (het leidde zelfs tot een rechtszaak). Het verklaart waarom hij muzikaal in Des Abends naar zijn geliefde verwijst met het ‘Clara-thema’, een thema van vier dalende noten. Deze Fantasiestücke zijn dan ook nauw verweven met de gebeurtenissen in zijn leven en verklanken de troebele tijden die het jonge koppel meemaakte.

Contrapunt als persoonlijke expressie

De Prelude en fuga nr. 24 in d, op. 87 van Dmitri Sjostakovitsj, vormt de afsluiting van zijn cyclus in alle toonaarden, gecomponeerd in 1950–1951. Hij begon eraan na een verblijf in Leipzig ter herdenking van Bachs 200ste sterfdag. Daar hoorde hij de jonge pianiste Tatjana Nikolajeva het Wohltemperierte Klavier uitvoeren – wat hem inspireerde om zijn eigen contrapuntisch monument op te bouwen. Volgens Nikolajeva’s eigen memoires begon Sjostakovitsj “al op de trein terug te schetsen aan zijn eerste prelude”.

De Prelude in d is plechtig en opgebouwd uit gebroken akkoorden en krachtige motieven. De daaropvolgende Fuga is een dubbelfuga met twee thematische lijnen die geleidelijk naar elkaar toe groeien. De structuur is helder, maar de harmoniek is geladen met ambiguïteit en innerlijke spanning. De herneming van het eerste thema in D aan het eind klinkt als een omkering: niet triomfantelijk, maar dubbelzinnig.

Volgens Malcolm MacDonald, in zijn analyse van de cyclus, toont deze fuga “hoe Sjostakovitsj de vorm niet gebruikt als academisch vehikel, maar als een levend instrument voor persoonlijke expressie”. De beperking wordt kracht: net binnen de strikte structuur ontwikkelt Sjostakovitsj zijn meest genuanceerde muziek.

Waar Bach abstractie zocht, zoekt Sjostakovitsj reflectie. De fuga zegt niets expliciet, maar verraadt alles. In een interview met Nikolajeva in 1980 omschreef zij het werk als “een spiegel van zijn tijd, en van zijn stilte”.

Waldo Geuns

Jiaxin Min

Jiaxin Min behaalde haar bachelor- en masterdiploma aan The Juilliard School onder Sergei Babayan en Matti Raekallio, waar ze in 2020 afstudeerde. In september 2024 startte ze haar Artist Diploma-postgraduaat aan het Royal College of Music in Londen bij Dmitri Alexeev en Vitaly Pisarenko. Al op jonge leeftijd begon ze wedstrijden te winnen. In haar tweede jaar pianostudies in Shanghai won ze de Tweede Prijs op de Shanghai Young Artists Competition en het jaar daarop kreeg ze de Eerste Prijs op het Shanghai Arts Festival. Verder behaalde ze onder andere de Derde Prijs bij de Fontainebleau Prix Ravel, de Eerste Prijs en de Liszt Award op het 75e Steinway Pianoconcours, de Vierde Prijs bij de e-Piano Competition en de Eerste Prijs bij de Cooper Competition. In 2012 maakte ze haar debuut in de Shanghai Concert Hall. Ze werd reeds uitgenodigd op festivals als die van de Kneisel Hall en de Taos School, en het Focus ! Festival, en heeft samengewerkt met pianisten als Yoheved Kaplinsky, Robert Levin en Marc-André Hamelin.

Friends of Flagey

FELLOWS

Charles Adriaenssen, Marc Ghysels, Diane de Spoelberch

GREAT FRIENDS

Patricia Bogerd, Leon Borgerhoff, Monique Bréhier, Alexander Chadd, Marie-Irene Ciechanowska, Stephen Clark, Marixenia Davilla, Claude de Selliers, Chantal de Spot, Jean de Spot, Pascale Decoene, Alain Dromer, Jean Louis Duvivier, Gérard Gieux, François Hinfray, Ulrike Hinfray, Patrick Jacobs, Ida Jacobs, Pauline Krayenhoff, Peter L’Ecluse, Jean-Pierre Marien, Ine Marien - De Cock, Monsieur & Madame André Mueller, Miriam Murphy, Sabine Overkämping, Martine Renwart, Martine Riviere, Jean-Pierre Schaeken Willemaers, Hans Schwab, My-Van Schwab, Didier Staquet, Maria Grazia Tanese, Coen Teulings, Pascale Tytgat, Marie Van Couwenberghe, Colienne Van Strydonck, Piet Van Waeyenberge, Isabel Verstraeten, Andreas von Bonin, Katinka von Bonin, Dimitri Wastchenko, Nathalie Waucquez, Lidia Zabinski, Jacques Zucker

FRIENDS

Ann Arnould, Pierre Arnould, Boudewijn Arts, Carmen Atala, Alexandra Barentz, Gino Baron, Dominique Basteyns, Marijke Beauduin, Joe Beauduin, Etienne Beeckmans de West-Meerbeeck, Jens Benoot, Anne Marie Berlier, Pierre Billet, Véronique Bizet, Dominique Blommaert, Beatrix Bourdon, Edwin Bourgeois, Noëlle Bribosia, Geneviève Brion, Gauthier Broze, Nicole Bureau, Chantal Butaye, Olivier Chapelle, Béatrix Charlier, Catherine Chatin, Jacques Chevalier, Anne-Catherine Chevalier, Marianne Chevalier, Angelica Chiarini, André Claes, Bénédicte Claes, Xhenis Coba, Theo Compernolle, Chris Coppije, Philippe Craninx, Vanessa Crapanzano, Pierre d’Argent, Regis D’hondt, David D’Hooghe, Suzannah D’Hooghe, Anna-Teresa D’Hooghe, Frederika D’Hoore, Stanislas d’Otreppe de Bouvette, Laure d’Oultremont, Etienne d’Ursel, Ludovic d’Ursel, Jean-Claude Daoust, Joakim Darras, Laurent de Barsy, François de Borman, Kathleen de Borman, Olivier de Clippele, Sabine de Clippele, Eric De Gryse, Pierre de Maret, Alison de Maret, Kristine De Mulder, Aline de Ville de Goyet, Sabine de Ville de Goyet, Dominique de Ville de Goyet, Françoise de Viron, Sebastiaan de Vries, Sonia de Waillet, Stéphane De Wit, Philippe de Wouters, Agnès de Wouters, Hendrik Deboutte, Gauthier Desuter, May Dewaet, Laurent Drion, Aurélie Drion, Kristin Edwards, Jan Eggermont, Marie Evrard, Dominique Favart, Philippe Feron, Catherine Ferrant, Véronique Feryn, Solene Flahault, Henri Frederix, Alberto Garcia-Moreno, Nathalie Garcia-Moreno, Brigitte Geerinckx, David Geeurickx, Nathalie Genard, Pierre Marie Giraud, Hélène Godeaux, Serge Goldman, Claire Goldman - De Vriendt, Frederick Gordts, Philippe Goyens, Eric Gubel, Charlotte Hanssens, Baron Xavier Hufkens, Luc Hujoel, Johan Huygh, Veerle Huylebroek, Françoise Jacques de Dixmude, Yvan Jansen, Patrick Kelley, Deborah Konopnicki, Katina Laaksonen, Katrien Lannoo, Anne Lauwers, Christine Le Maire, Bernard Levie, Janine Longerstaey, Philippe Longerstaey, Carole Ludlow, Peter Ludlow, Peter Maenhout, Joost Maes, Vincent Maroy, Michèle Martaux, Barbara Mayer, Christel Meuris, Quinten Mintiens, Delphine Misonne, Jan Moijson, Claude Oreel, Nadia Pachciarski, Martine Payfa, Ivan Peeters, Ingeborg Peumans, Jean Pierre Rammant, Agnès Rammant-Peeters, Anne-Marie Retsin, Andre Rezsohazy, Daniele Rizzi, Ariële Robyns de Schneidauer, Marie-Laure Roggemans, Katrien Rots, Catherine Rutten, Frieda Scholliers, Désirée Schroeders, Marie-Agnes Servais, Brigitte Smeyers, François Smeyers, Anne-Marie Sondag, Edouard Soubry, Anne Véronique Stainier, Ana Maria Stan, Michèle Stevelinck Heenen, Jan Suykens, Frank Suykens, Frank Sweerts, Jean t’Kint de Roodenbeke, Danielle t’Kint de Roodenbeke, Mirthe Tavernier, Dominique Tchou, Olivier Thuysbaert, Jelleke Tollenaar, Yves Trouveroy, Beatrice Trouveroy, Françoise Tulkens, Vanessa Van Bergen, Marie-Paule Van Craynest, Els Van de Perre, Katrien Van de Voorde, Radboud van den Akker, Dirk Van den Bogaert, Isabelle Van der Borght, Odile van der Vaeren, Karine Van Doninck, Patrick Van Eecke, Henriëtte van Eijl, Michel Van Huffel, Alain Van Muylem, Lydie Van Muylem, Emmanuel Van Rillaer, Stephanie van Rossum, Thomas Van Waeyenberge, Titia Van Waeyenberge, Laura Van Waeyenberge, Caroline Van Wonterghem, Marie Vandenbosch, Ines Hilde, Alain Vandenborre, Joanna Vandenbussche, Marie Vander Elst, Christophe Vandoorne, Elisabeth Vanistendael, Catherine Verhaegen, Alexandre Verheyden, Anne Vierstraete, Ann Wallays, Sabine Wavreil, Christian Weise, Serge Wibaut, André Wielemans, Ana Zoe Zijlstra, Management and People Development SRL, Qubemi

en diegenen die anoniem wensen te blijven

versie 26.09.2025

Partners