programmaboekje
fr
Victor Julien-Laferrière + Lucas Debargue / Lyodoh Kaneko + Tim Cavadini

Victor Julien-Laferrière & Lucas Debargue

programma

Gabriel Fauré (1845-1924)

Sonate voor cello en piano nr. 1, op. 109 (1917)

  1. Allegro
  2. Andante
  3. Finale: Allegro commodo

Louis Vierne (1870-1937)

Sonate voor cello en piano in b, op. 27 (1910)

  1. Poco lento – Allegro moderato
  2. Molto largamente
  3. Risoluto – Allegro molto

 

Pauze

 

Nadia Boulanger (1887-1979)

Trois pièces voor cello en piano (1914)

  1. Modéré
  2. Sans vitesse et à l’aise
  3. Vite et nerveusement rythmé

Edvard Grieg (1843-1907)

Sonate voor cello en piano in a, op. 36 (1882-83)

  1. Allegro agitato
  2. Andante molto tranquillo
  3. Allegro molto e marcato

 

Einde van het concert: +/- 22:05

Toelichting

De Franse connectie

De jonge Franse talenten Victor Julien-Laferrière en Lucas Debargue brengen in dit concertprogramma drie meesterwerken voor cello en piano uit het Frankrijk van de jaren 1910. Naast de muziek van de Franse tijdgenoten Gabriel Fauré, Louis Vierne en Nadia Boulanger horen we ook die van de Noor Edvard Grieg, een van de belangrijkste inspiratiebronnen voor de Franse muziek aan het begin van de 20ste eeuw.

Gabriel Fauré, Sonate voor cello en piano nr. 1, op. 109 (1917)

Voordat Debussy en Ravel de Franse muziek een nieuwe richting instuurden, gold Gabriel Fauré als de leidende componist in Frankrijk. Vaak wordt hij gezien als overgangsfiguur: geworteld in de romantiek, maar met een muziektaal die vooruitwijst naar de vernieuwende klankwerelden van de volgende generatie. Zijn beroemde Requiem, zijn pianomuziek, kamermuziek en vooral zijn liederen behoren tot het kernrepertoire van de Franse romantiek en drukten hun stempel op de generaties na hem.

Zijn Eerste cellosonate ontstond in 1917, midden in de oorlogsjaren – opvallend genoeg een van de meest productieve periodes in zijn lange leven. Op dat moment was hij al in de zeventig en combineerde hij het componeren met zijn veeleisende functie als directeur van het Conservatoire de Paris. Pas na zijn pensioen in 1920 kon Fauré nog enkele jaren voltijds componeren en zette hij met enkele kamermuziekwerken een kroon op zijn oeuvre.

De Eerste cellosonate wijst daar al op vooruit: het werk behoort tot Faurés latere stijl, met een eerder spaarzaam idioom en een groot gevoel voor spanning. Het snelle openingsdeel begint met een grillige melodie in de cello, gedragen door een onrustig begeleidingspatroon in de piano en afgewisseld met een lyrischer tweede thema. In het langzame tweede deel valt op hoe organisch de muziek van Fauré is opgebouwd: de lyrische cellomelodie loopt ongestoord door terwijl de pianobegeleiding bijna onmerkbaar afwisselt tussen ritmes van 2, 3 of 4 per tel. De levendige finale plaatst de twee instrumenten ten slotte in een subtiele dialoog, waarbij de cello het thema speelt, maar er voortdurend echo’s daarvan doorklinken in de piano.

Louis Vierne, Sonate voor cello en piano in b, op. 27 (1910)

Een wat minder bekende naam uit de generatie na die van Fauré is Louis Vierne. Vierne werd blind geboren, maar kon dankzij een operatie vanaf zijn zevende beperkt zien, tot hij als late veertiger zijn zicht opnieuw volledig verloor. Dit weerhield hem er niet van om een grote reputatie op te bouwen als organist: in 1900 werd hij benoemd tot organist-titularis van de Notre-Dame, een positie die hij tot zijn dood in 1937 zou behouden. Dat laatste valt zelfs letterlijk te nemen: Vierne bezweek tijdens een recital aan een hartaanval, waarbij zijn voet bleef rusten op de pedaalnoot mi, die in de kathedraal bleef doorgalmen.

Hoewel Vierne Fauré kende en ook door hem beïnvloed werd, sluit zijn muziek nauwer aan bij die van zijn leraar César Franck. Waar de late Fauré eerder zocht naar helderheid en verfijning, horen we bij de jonge Vierne meer dramatische en theatrale gebaren in de laatromantische traditie van Liszt en Wagner. In zijn Cellosonate vinden we die theatraliteit terug in krachtige expressieve gestes, zoals het stormachtige thema van het eerste deel of de openingsgeste van de piano in het derde deel. Een andere invloed van Franck is het cyclische karakter: in de finale duiken verwijzingen op naar de thema’s van het eerste en tweede deel. De typisch Franse verfijning is dan weer te horen in het langzame tweede deel: dankzij subtiele evoluties is de muziek voortdurend in beweging, zonder felle contrasten.

Nadia Boulanger, Trois pièces voor cello en piano (1914)

Nadia Boulanger heeft een rechtstreekse link met zowel Fauré als Vierne: ze studeerde immers bij beide componisten. Zelf werd ze als pedagoge echter bekender dan haar beide leraren: in de beroemde privélessen in haar appartement in Parijs leidde ze generaties componisten op, onder wie uiteenlopende figuren als Aaron Copland, Leonard Bernstein, Astor Piazzolla, Philip Glass en Elliott Carter.

Terwijl ze haar reputatie als lerares opbouwde, stopte Nadia Boulanger al vroeg met componeren. Een van de aanleidingen hiervoor was het tragische overlijden van haar zus Lili in 1918, slechts 24 jaar oud. Nadia, die sowieso al erg onzeker was over haar eigen composities, schatte het talent van haar zus altijd al hoger in en wijdde zich na haar dood dan ook vooral aan de promotie van Lili’s werk. Zelf legde ze rond 1920 haar werk als componiste definitief neer, met slechts enkele veelbelovende composities op haar naam.

Boulangers Trois pièces ontstonden in 1914. De eerste twee zijn bewerkingen van orgelstukjes die ze drie jaar eerder schreef – Boulanger was immers plaatsvervangend organiste voor Fauré in de Parijse Madeleine. Het eerste deel klinkt somber en introspectief: een eenvoudige cellomelodie zweeft boven continu pianopatroon. Het tweede deel (“Petit Canon” in de orgelversie) baadt eveneens in een melancholieke sfeer, waarbij de imitaties tussen cello en piano zorgen voor een echo-effect dat een subtiele spanning creëert. Het derde deel contrasteert met de twee eerdere delen door zijn levendige, bijna nerveuze karakter. Opvallend zijn de speelse pizzicato’s van de cello en het gebruik van de onregelmatige maatsoort 5/8, die dit energieke slotstuk extra pit geven.

Edvard Grieg, Sonate voor cello en piano in a, op. 36 (1882-83)

“Moderne Franse muziek is simpelweg Grieg plus de prelude tot de derde akte van Tristan und Isolde.” Met die bewering, beaamd door Maurice Ravel, schetste Frederick Delius ooit de enorme invloed van Edvard Grieg op de Franse muziek rond 1900. Met name de late kamermuziek van de Noorse componist geldt als een grote inspiratiebron voor zijn Franse collega’s – zijn enige strijkkwartet wordt zelfs gezien als model voor dat van Claude Debussy.

De muziek van Grieg is dankzij zijn opleiding in Leipzig stevig geworteld in de Duits-romantische traditie. In de loop van zijn carrière integreerde hij daarnaast elementen uit de volksmuziek van zijn thuisland in zijn werk, met de hoop zo bij te dragen aan een Noorse nationale muziekstijl. Het resultaat is een unieke mengvorm, waarin romantische harmonieën samenkomen met volksmelodieën. Precies die melodische eenvoud en kleurrijke harmonieën zouden later als inspiratiebron voor Franse componisten als Debussy en Ravel gaan dienen.

Op het moment dat Grieg zijn Cellosonate schreef, had hij al internationaal succes gekend met zijn beroemde Pianoconcerto. Een van de aanleidingen om de Cellosonate te schrijven was dan ook een lucratieve deal met zijn uitgever voor enkele nieuwe composities, waarvan de opvolger op Griegs succesconcerto de hoofdmoot zou worden – al zou die uiteindelijk niet verder komen dan enkele schetsen. Uit de extraverte en virtuoze stijl van de Cellosonate valt echter af te lezen dat Grieg met een concerto in zijn hoofd zat. Dit is meteen hoorbaar vanaf het eerste deel, dat zelfs een soort cadenza bevat - een virtuoze solopassage voor de cello, zoals typisch voor een concerto. Het langzame tweede deel is dan weer veel lyrischer, waarbij vooral de onverwachte, kleurrijke harmonieën opvallen, naast de contrasten tussen het bescheiden begin en enkele expressievere passages. Het laatste deel bestaat uit een langzame, treurende inleiding van de solocello, gevolgd door een finale vol levendige Noorse dansritmes.

Victor Julien-Laferrière

De Franse cellist Victor Julien-Laferrière studeerde aan het Conservatoire de Paris bij Roland Pidoux en vervolmaakte zich in Wenen bij Heinrich Schiff en in Salzburg bij Clemens Hagen. In 2017 behaalde hij de Eerste prijs op de Koningin Elisabethwedstrijd. Hij werkte samen met internationaal gerenommeerde orkesten als het Koninklijk Concertgebouworkest, Royal Liverpool Philharmonic Orchestra, BBC Philharmonic Orchestra, Deutsches Symphonie-Orchester Berlin, Orchestre de Paris, Orchestre Philharmonique de Radio France en Brussels Philharmonic, onder leiding van dirigenten als Tugan Sokhiev, Philippe Herreweghe, Emmanuel Krivine, François-Xavier Roth en Karina Canellakis. Zijn recitals en kamermuziekprojecten brachten hem op de prestigieuze podia van onder meer Konzerthaus Wien, Philharmonie Essen, Tonhalle Zürich en de Philharmonie de Paris met muzikale partners als Daniel Lozakovich, Alexandre Kantorow en Jonathan Fournel. Daarnaast werkt Julien-Laferrière aan zijn reputatie als dirigent: hij leidt het door hem opgerichte Orchestre Consuelo en verscheen als gastdirigent bij het Orchestre national d’Île-de-France, Orchestre de l’Opéra de Rouen en Orchestre de chambre de Paris. Voor zijn opnames ontving hij verschillende onderscheidingen, waaronder recent een Diapason d’Or voor zijn vertolking van celloconcerten van Dutilleux en Dusapin met Orchestre national de France voor Alpha Classics. Julien-Laferrière speelt op een cello gemaakt door Domenico Montagnana en een boog van Dominique Peccatte.

Lucas Debargue

De Franse pianist en componist Lucas Debargue volgde een onconventioneel pad. Hij studeerde eerst literatuur en filosofie voordat zijn pianolerares Rena Shereshevskaya hem aanspoorde om zich professioneel aan de muziek te wijden. Zijn internationale doorbraak volgde in 2015, toen hij de vierde plaats behaalde en een speciale prijs van muziekcritici kreeg op het Internationaal Tsjaikovski-concours. Sindsdien staat hij bekend om zijn uiterst persoonlijke interpretaties van een zorgvuldig gekozen repertoire, met een voorkeur voor minder bekende componisten als Karol Szymanowski, Nikolai Medtner en Miłosz Magin. Debargue deelde het podium met gerenommeerde orkesten als London Philharmonic Orchestra, Toronto Symphony Orchestra, Orchestre philharmonique de Radio France en Orchestre national de France en met dirigenten als Vladimir Jurowski, Lorenzo Viotti, Andrey Boreyko en Tarmo Peltokoski. Daarbij was hij te zien in prestigieuze zalen als Musikverein Wien, de Philharmonie de Paris, Wigmore Hall en Carnegie Hall. Tot zijn vaste kamermuziekpartners behoren onder anderen Alexandre Kantorow, Gidon Kremer, Janine Jansen en Martin Fröst. Als componist schreef hij een twintigtal werken voor piano solo of kamerensemble, vaak uitgevoerd met vaste partnerensemble Kremerata Baltica. Debargues gewaardeerde en bekroonde cd-opnames verschijnen exclusief bij Sony Classical, met onder meer het volledige werk voor piano solo van Gabriel Fauré (2024).

Friends of Flagey

FELLOWS

Charles Adriaenssen, Marc Ghysels, Diane de Spoelberch

GREAT FRIENDS

Patricia Bogerd, Leon Borgerhoff, Monique Bréhier, Alexander Chadd, Marie-Irene Ciechanowska, Stephen Clark, Marixenia Davilla, Claude de Selliers, Chantal de Spot, Jean de Spot, Pascale Decoene, Alain Dromer, Jean Louis Duvivier, Gérard Gieux, François Hinfray, Ulrike Hinfray, Patrick Jacobs, Ida Jacobs, Pauline Krayenhoff, Peter L’Ecluse, Jean-Pierre Marien, Ine Marien - De Cock, Monsieur & Madame André Mueller, Miriam Murphy, Sabine Overkämping, Martine Renwart, Martine Riviere, Jean-Pierre Schaeken Willemaers, Hans Schwab, My-Van Schwab, Didier Staquet, Maria Grazia Tanese, Coen Teulings, Pascale Tytgat, Marie Van Couwenberghe, Colienne Van Strydonck, Piet Van Waeyenberge, Isabel Verstraeten, Andreas von Bonin, Katinka von Bonin, Dimitri Wastchenko, Nathalie Waucquez, Lidia Zabinski, Jacques Zucker

FRIENDS

Ann Arnould, Pierre Arnould, Boudewijn Arts, Carmen Atala, Alexandra Barentz, Gino Baron, Dominique Basteyns, Marijke Beauduin, Joe Beauduin, Etienne Beeckmans de West-Meerbeeck, Jens Benoot, Anne Marie Berlier, Pierre Billet, Véronique Bizet, Dominique Blommaert, Beatrix Bourdon, Edwin Bourgeois, Noëlle Bribosia, Geneviève Brion, Gauthier Broze, Nicole Bureau, Chantal Butaye, Olivier Chapelle, Béatrix Charlier, Catherine Chatin, Jacques Chevalier, Anne-Catherine Chevalier, Marianne Chevalier, Angelica Chiarini, André Claes, Bénédicte Claes, Xhenis Coba, Theo Compernolle, Chris Coppije, Philippe Craninx, Vanessa Crapanzano, Pierre d’Argent, Regis D’hondt, David D’Hooghe, Suzannah D’Hooghe, Anna-Teresa D’Hooghe, Frederika D’Hoore, Stanislas d’Otreppe de Bouvette, Laure d’Oultremont, Etienne d’Ursel, Ludovic d’Ursel, Jean-Claude Daoust, Joakim Darras, Laurent de Barsy, François de Borman, Kathleen de Borman, Olivier de Clippele, Sabine de Clippele, Eric De Gryse, Pierre de Maret, Alison de Maret, Kristine De Mulder, Aline de Ville de Goyet, Sabine de Ville de Goyet, Dominique de Ville de Goyet, Françoise de Viron, Sebastiaan de Vries, Sonia de Waillet, Stéphane De Wit, Philippe de Wouters, Agnès de Wouters, Hendrik Deboutte, Gauthier Desuter, May Dewaet, Laurent Drion, Aurélie Drion, Kristin Edwards, Jan Eggermont, Marie Evrard, Dominique Favart, Philippe Feron, Catherine Ferrant, Véronique Feryn, Solene Flahault, Henri Frederix, Alberto Garcia-Moreno, Nathalie Garcia-Moreno, Brigitte Geerinckx, David Geeurickx, Nathalie Genard, Pierre Marie Giraud, Hélène Godeaux, Serge Goldman, Claire Goldman - De Vriendt, Frederick Gordts, Philippe Goyens, Eric Gubel, Charlotte Hanssens, Baron Xavier Hufkens, Luc Hujoel, Johan Huygh, Veerle Huylebroek, Françoise Jacques de Dixmude, Yvan Jansen, Patrick Kelley, Deborah Konopnicki, Katina Laaksonen, Katrien Lannoo, Anne Lauwers, Christine Le Maire, Bernard Levie, Janine Longerstaey, Philippe Longerstaey, Carole Ludlow, Peter Ludlow, Peter Maenhout, Joost Maes, Vincent Maroy, Michèle Martaux, Barbara Mayer, Christel Meuris, Quinten Mintiens, Delphine Misonne, Jan Moijson, Claude Oreel, Nadia Pachciarski, Martine Payfa, Ivan Peeters, Ingeborg Peumans, Jean Pierre Rammant, Agnès Rammant-Peeters, Anne-Marie Retsin, Andre Rezsohazy, Daniele Rizzi, Ariële Robyns de Schneidauer, Marie-Laure Roggemans, Katrien Rots, Catherine Rutten, Frieda Scholliers, Désirée Schroeders, Marie-Agnes Servais, Brigitte Smeyers, François Smeyers, Anne-Marie Sondag, Edouard Soubry, Anne Véronique Stainier, Ana Maria Stan, Michèle Stevelinck Heenen, Jan Suykens, Frank Suykens, Frank Sweerts, Jean t’Kint de Roodenbeke, Danielle t’Kint de Roodenbeke, Mirthe Tavernier, Dominique Tchou, Olivier Thuysbaert, Jelleke Tollenaar, Yves Trouveroy, Beatrice Trouveroy, Françoise Tulkens, Vanessa Van Bergen, Marie-Paule Van Craynest, Els Van de Perre, Katrien Van de Voorde, Radboud van den Akker, Dirk Van den Bogaert, Isabelle Van der Borght, Odile van der Vaeren, Karine Van Doninck, Patrick Van Eecke, Henriëtte van Eijl, Michel Van Huffel, Alain Van Muylem, Lydie Van Muylem, Emmanuel Van Rillaer, Stephanie van Rossum, Thomas Van Waeyenberge, Titia Van Waeyenberge, Laura Van Waeyenberge, Caroline Van Wonterghem, Marie Vandenbosch, Ines Hilde, Alain Vandenborre, Joanna Vandenbussche, Marie Vander Elst, Christophe Vandoorne, Elisabeth Vanistendael, Catherine Verhaegen, Alexandre Verheyden, Anne Vierstraete, Ann Wallays, Sabine Wavreil, Christian Weise, Serge Wibaut, André Wielemans, Ana Zoe Zijlstra, Management and People Development SRL, Qubemi

en diegenen die anoniem wensen te blijven

versie 26.09.2025

Partners