programmaboekje
fr
Evgeny Kissin / Johann Sebastian Haenel

Evgeny Kissin

Programma

Johann Sebastian Bach (1685–1750)
Partita nr. 2 in c, BWV 826 (1731)
I. Sinfonia
II. Allemande
III. Courante
IV. Sarabande
V. Rondeaux
VI. Capriccio

Frédéric Chopin (1810–1849)
Nocturne in cis, op. 27/1 (1836)
Nocturne in As, op. 32/2 (1837)
Scherzo nr. 4 in E, op. 54 (1842)

Dmitri Sjostakovitsj (1906–1975)
Prelude & Fuga in Des groot, op. 87 nr. 15 (1951)
Prelude & Fuga in d klein, op. 87 nr. 24 (1951)
Sonate nr. 2 in b klein, op. 61 (1943)
I. Allegretto
II. Largo
III. Moderato

Biografie

Evgeny Kissin, piano

 

Evgeny Kissins muzikaliteit, de diepgang en poëtische kracht van zijn interpretaties en zijn buitengewone virtuositeit hebben hem de bewondering en verering opgeleverd die slechts weinigen toekomen. Hij geldt als een van de grootste pianisten van zijn generatie – en volgens velen ook van vorige generaties. Hij treedt wereldwijd op en werkte samen met topdirigenten als Abbado, Ashkenazy, Barenboim, Dohnanyi, Giulini, Karajan, Levine, Maazel, Muti en Ozawa, en met alle grote orkesten ter wereld.

Kissin werd in oktober 1971 in Moskou geboren. Op zijn tweede speelde hij piano op gehoor en improviseerde hij; op zijn zesde ging hij naar de Gnessin-school voor muzikaal begaafde kinderen, waar Anna Pavlovna Kantor zijn enige lerares werd. Op zijn tiende debuteerde hij met Mozarts Pianoconcert nr. 20 (KV 466); een jaar later gaf hij zijn eerste solorecital. Zijn internationale doorbraak kwam in 1984 met een legendarisch concert waarin hij, twaalf jaar oud, beide pianoconcerten van Chopin uitvoerde in de Grote Zaal van het Moskouse Conservatorium, met het Staatsfilharmonisch Orkest onder leiding van Dmitri Kitajenko. Dit concert werd live opgenomen door Melodia en uitgebracht op twee lp’s, die een enorm succes kenden. In de twee daaropvolgende jaren verschenen vijf extra opnames van live-uitvoeringen in Moskou.

Kissins eerste optredens buiten Rusland volgden in 1985 in Oost-Europa; in 1986 maakte hij zijn eerste tournee in Japan. In december 1988 speelde hij onder Herbert von Karajan met de Berliner Philharmoniker tijdens het internationaal uitgezonden Nieuwjaarsconcert. In 1990 debuteerde hij op de BBC Proms en in Noord-Amerika, met beide Chopinconcerten bij de New York Philharmonic onder Zubin Mehta. Een week later opende hij het eeuwfeestseizoen van Carnegie Hall met een recital dat live werd opgenomen door BMG Classics.

Dit seizoen tourt Kissin opnieuw door Noord-Amerika, Europa en Azië met een recitalprogramma rond Bach, Chopin en Sjostakovitsj. In het najaar bezoekt hij Taipei, Seoul en verschillende Japanse steden. In het voorjaar van 2025 reist hij naar Vancouver, San Francisco, Los Angeles, Boston, Washington D.C., Cleveland, Chicago en New York. De tour culmineert in drie concerten in Carnegie Hall, ter herdenking van de vijftigste verjaardag van Sjostakovitsj’ overlijden. Naast een solorecital speelt hij de viool-, altviool- en cellosonates van Sjostakovitsj met Gidon Kremer, Maxim Rysanov en Gautier Capuçon. Het derde programma bevat kamermuziek, met onder meer de Four Verses of Captain Lebyadkin, de liederencyclus From Jewish Folk Poetry, het Pianokwintet en het Pianotrio nr. 2.

Kissin ontving talrijke prijzen en eretekens. In 1986 kreeg hij in Osaka de Crystal Prize voor beste uitvoering van het jaar (zijn Japans debuut). In 1991 werd hij uitgeroepen tot Musicus van het Jaar door de Accademia Chigiana in Siena. In 1992 was hij eregast op de uitreiking van de Grammy Awards (wereldwijd uitgezonden). In 1995 werd hij als jongste ooit uitgeroepen tot Instrumentalist of the Year door Musical America. In 1997 kreeg hij de prestigieuze Triomfprijs voor zijn bijdrage aan de Russische cultuur, opnieuw als jongste laureaat. Kissin ontving ook eredoctoraten van de Manhattan School of Music en de Universiteit van Hongkong, werd ere­lid van de Royal Academy of Music in Londen, en kreeg de Sjostakovitsjprijs, een van de hoogste Russische muziekonderscheidingen.

Zijn recentste uitgave is een opname van Beethovensonates op Deutsche Grammophon. Zijn vorige opnames werden bekroond met onder meer de Edison Klassiek (Nederland), Diapason d’Or en de Grand Prix van La Nouvelle Académie du Disque (Frankrijk). Zijn opname van werken van Skrjabin, Medtner en Stravinsky (RCA Red Seal) won in 2006 een Grammy. In 2002 werd hij Echo Klassik Solist van het Jaar. In 2010 kreeg hij opnieuw een Grammy, ditmaal voor de opname van Prokofjevs pianoconcerten nr. 2 en 3 met de Philharmonia Orchestra o.l.v. Ashkenazy (EMI Classics). Zijn uitzonderlijk talent inspireerde Christopher Nupens documentaire Evgeny Kissin: The Gift of Music, uitgebracht in 2000 door RCA Red Seal.

Toelichting

Een muzikale visitekaart van Johann Sebastian Bach

Toen Johann Sebastian Bach in 1731 zijn zes partita’s bundelde onder de titel Clavier-Übung I, betekende dat meer dan een eerste drukwerk onder eigen toezicht. Bach, op dat moment cantor in Leipzig, positioneerde zich met deze publicatie bewust als klaviercomponist voor een breed publiek van liefhebbers en professionals. De partita’s combineren dansvormen met contrapunt, virtuositeit met retoriek, traditie met vernieuwing. Bach beschouwde de bundel zelf als zijn Opus 1 – een staalkaart van zijn meesterschap.

De Tweede Partita in c opent met een monumentale Sinfonia in drie delen. Het plechtige Grave adagio verwijst naar de Franse ouverturetraditie; het Andante ontvouwt zich als een sierlijke vocale lijn boven een lopende bas; het afsluitende Allegro is een energieke tweestemmige fuga. De dansen die volgen – Allemande, Courante, Sarabande – combineren Franse elegantie met Duitse diepgang, met speelse ritmiek en subtiele frasering. Even speels zijn het daaropvolgende Rondeaux, met zijn levendige afwisseling van refrein en coupletten, en het afsluitende Capriccio, waarin fuga-achtige structuur en virtuoze gebaren samengaan.

De uitvoering van deze partita stelt de pianist voor bijzondere uitdagingen. De vertaling van verfijnde articulatie, versiering en frasering naar de modernere en dynamisch rijkere piano vereist stilistische kennis én muzikale verbeelding. Hoe behoud je het karakter van de Franse ouvertureritmiek, of de elegantie van de style brisé, zonder overdrijving? Hoe breng je polyfone helderheid in complexe passages met grote sprongen? De balans tussen historische praktijk en hedendaagse expressiemiddelen maakt deze partita tot een muzikaal laboratorium én een artistiek avontuur.

Chopin in de salon: poëzie, introspectie en virtuositeit

Frédéric Chopin (1810–1849) voelde zich zelden op zijn gemak op het grote concertpodium. Slechts een dertigtal keren gaf hij een openbaar recital. De Parijse salons waren zijn natuurlijke habitat: daar, in de besloten kring van aristocraten, intellectuelen en kunstenaars, kon hij zijn muziek laten spreken zoals hij het bedoelde – intiem, genuanceerd en diep persoonlijk. “Het publiek intimideert me,” schreef hij, “zijn adem beneemt me de adem, ik voel me verlamd door zijn nieuwsgierige blik.” Het is in die context dat Chopins pianomuziek begrepen moet worden: als een vorm van verfijnde kamermuzikale expressie waarin elke nuance telt.

De twee Nocturnes op. 27 (1836) markeren een esthetisch keerpunt. Waar hij voordien steeds drie nocturnes per opus publiceerde, koos hij hier voor een contrasterend tweeluik. De Nocturne in cis is breed opgezet en dramatisch geladen. Chopin combineert een zangerig hoofdthema met brede arpeggio’s en harmonische modulaties die het werk een rusteloze spanning geven. Het stormachtige middendeel (più mosso) versnelt het tempo en breekt door de introspectieve sfeer heen. De herneming van het openingsthema en de coda bieden geen rustpunt, maar een bezonken echo van wat eraan voorafging. De pianist moet hier navigeren tussen lyriek en agitatie, en de klankkleuren zo doseren dat de muzikale retoriek organisch ontvouwt.

De Nocturne in As, op. 32/2 (1837) is formeler van structuur, maar minstens zo subtiel. Na een sierlijke opening ontspint zich een dramatisch middendeel in f, gekenmerkt door chromatische bewegingen en stormachtige triolen. Wanneer het thema terugkeert in gevarieerde vorm, weerklinkt het als een herinnering aan iets dat voorgoed veranderd is.

Het Scherzo nr. 4 in E (1842) toont Chopins meer speelse kant. In tegenstelling tot zijn vorige scherzi, die vaak donker en gepassioneerd zijn, klinkt hier lichtheid en elegantie. De rondovorm biedt ruimte voor speelse variatie. Het hoofdthema is levendig en vol kleur, terwijl het langzamere più lento middendeel – gebaseerd op een Pools volksliedje – een poëtisch tegengewicht vormt. Hier verschijnt Chopins Poolse ziel op zijn intiemst. De afsluitende coda, met haar zes-octaafs opwaartse toonladder, is briljant maar nooit opzichtig. In dit werk is virtuositeit volledig ondergeschikt aan vorm en karakter.

De Russische pianist Evgeny Kissin, die zich met recht als een van de belangrijkste Chopin-interpreten van vandaag beschouwt, noemt hem “de componist die het dichtst bij mijn hart ligt.” Voor hem is Chopin niet enkel een meester van de lyriek, maar ook een revolutionair op het vlak van pianotechniek. Zoals Franz Liszt het omschreef: “Chopins piano zong, weende, zuchtte. Hij wist het instrument te laten spreken zoals niemand vóór hem.” In de verstilling van de salon, met aandacht voor elke stem, elk gebaar, elke stilte, komt die stem het best tot zijn recht.

Sjostakovitsj in de schaduw van Bach

In 2025 is het vijftig jaar geleden dat Dmitri Sjostakovitsj overleed. Hoewel hij in de eerste plaats herinnerd wordt als symfonicus en kamermuziekcomponist, laat zijn pianomuziek zich lezen als een intiem dagboek. Niet gericht op publiek vertoon, maar op innerlijke overtuiging. In werken als de 24 Preludes en fuga’s, op. 87 en de Tweede pianosonate, op. 61 toont Sjostakovitsj zich als een componist die, in een tijd van censuur en politieke druk, vasthoudt aan muzikale integriteit.

De Preludes en fuga’s ontstonden in 1950–1951 na een bezoek aan Leipzig ter gelegenheid van de tweehonderdste verjaardag van Bachs overlijden. Daar hoorde Sjostakovitsj de jonge pianiste Tatiana Nikolajeva het Wohltemperierte Klavier uitvoeren. Onder de indruk begon hij aan zijn eigen cyclus van 24 preludes en fuga’s, één in elke toonaard. Maar waar Bach streefde naar retorische helderheid en abstractie, zijn Sjostakovitsj’ stukken persoonlijk, gelaagd en vaak confronterend. Zoals hij zelf schreef: “Een groot muziekstuk is mooi, ongeacht hoe het wordt uitgevoerd. Zo zou muziek moeten worden geschreven, zodat niemand, hoe onwetend ook, het kan verpesten.”

De Prelude in Des, nr. 15, is een luchtige dans met onderhuidse nervositeit: speelse herhalingen en subtiele harmonische frictie ondergraven de schijn van lichtvoetigheid. De daaropvolgende fuga sluit daarbij aan met een heldere, bijna ironische drievoudige stemvoering, waarin tonaliteit en chromatiek op gespannen voet staan. Deze fuga heeft, net als meerdere delen uit de cyclus, een dubbel karakter: lichtvoetig aan de oppervlakte, maar onderhuids wringend. De Prelude in d klein, nr. 24, is plechtig en retorisch, een aankondiging van iets groots. De daaropvolgende dubbelfuga bouwt gestaag spanning op, wanneer twee thematische lijnen elkaar uiteindelijk confronteren en versmelten. In de apotheose, waarin het hoofdthema in D majeur terugkeert, klinkt een complex soort overwinning: even triomfantelijk als ambivalent. Samen tonen deze twee paren hoe Sjostakovitsj het klassieke model van prelude en fuga omvormt tot expressieve tweeluiken waarin vormbeheersing, psychologische diepgang en stil verzet samengaan.

Evgeny Kissin sluit zijn recital af met de Tweede pianosonate, gecomponeerd in 1943 tijdens Sjostakovitsj’ verblijf in Koejbysjev, ver van het belegerde Leningrad. Het werk is opgedragen aan zijn overleden leraar Leonid Nikolajev. De driedelige sonate wijkt af van de heroïsche, epische stijl van zijn gelijktijdige symfonieën. In plaats daarvan kiest Sjostakovitsj voor een beknopte, soms afstandelijke vorm van expressie. Het eerste deel (Allegretto) lijkt relatief licht, maar bevat subtiele spanningsopbouw via dissonante stapelingen en bitonale confrontaties. Het Largo is een traag wiegend middendeel, dat zich beweegt tussen stilstand en herinnering. De finale, een reeks variaties op een lang, spiraalvormig thema, werkt gestaag naar een synthese toe waarin alle thematisch materiaal samenkomt.

Sjostakovitsj zelf bleef ambivalent over het werk. Hij speelde de sonate nooit publiekelijk en beschouwde ze afwisselend als een “improvisatie” en als een van zijn belangrijkste pianowerken. Die ambivalentie is exemplarisch voor zijn hele oeuvre. “Ik schrijf muziek, het wordt uitgevoerd. Uiteindelijk zegt mijn muziek alles,” verklaarde hij. “Op de lange termijn zijn woorden over muziek minder belangrijk dan de muziek zelf.”

Waldo Geuns

Partners

Friends of Flagey

FELLOWS

Charles Adriaenssen, Marc Ghysels, Diane de Spoelberch

GREAT FRIENDS

Patricia Bogerd, Leon Borgerhoff, Monique Bréhier, Alexander Chadd, Marie-Irene Ciechanowska, Stephen Clark, Marixenia Davilla, Claude de Selliers, Chantal de Spot, Jean de Spot, Pascale Decoene, Alain Dromer, Jean Louis Duvivier, Gérard Gieux, François Hinfray, Ulrike Hinfray, Patrick Jacobs, Ida Jacobs, Pauline Krayenhoff, Peter L’Ecluse, Jean-Pierre Marien, Ine Marien - De Cock, Monsieur & Madame André Mueller, Miriam Murphy, Sabine Overkämping, Martine Renwart, Martine Riviere, Jean-Pierre Schaeken Willemaers, Hans Schwab, My-Van Schwab, Didier Staquet, Maria Grazia Tanese, Coen Teulings, Pascale Tytgat, Marie Van Couwenberghe, Colienne Van Strydonck, Piet Van Waeyenberge, Isabel Verstraeten, Andreas von Bonin, Katinka von Bonin, Dimitri Wastchenko, Nathalie Waucquez, Lidia Zabinski, Jacques Zucker

FRIENDS

Ann Arnould, Pierre Arnould, Boudewijn Arts, Carmen Atala, Alexandra Barentz, Gino Baron, Dominique Basteyns, Marijke Beauduin, Joe Beauduin, Etienne Beeckmans de West-Meerbeeck, Jens Benoot, Anne Marie Berlier, Pierre Billet, Véronique Bizet, Dominique Blommaert, Beatrix Bourdon, Edwin Bourgeois, Noëlle Bribosia, Geneviève Brion, Gauthier Broze, Nicole Bureau, Chantal Butaye, Olivier Chapelle, Béatrix Charlier, Catherine Chatin, Jacques Chevalier, Anne-Catherine Chevalier, Marianne Chevalier, Angelica Chiarini, André Claes, Bénédicte Claes, Xhenis Coba, Theo Compernolle, Chris Coppije, Philippe Craninx, Vanessa Crapanzano, Pierre d’Argent, Regis D’hondt, David D’Hooghe, Suzannah D’Hooghe, Anna-Teresa D’Hooghe, Frederika D’Hoore, Stanislas d’Otreppe de Bouvette, Laure d’Oultremont, Etienne d’Ursel, Ludovic d’Ursel, Jean-Claude Daoust, Joakim Darras, Laurent de Barsy, François de Borman, Kathleen de Borman, Olivier de Clippele, Sabine de Clippele, Eric De Gryse, Pierre de Maret, Alison de Maret, Kristine De Mulder, Aline de Ville de Goyet, Sabine de Ville de Goyet, Dominique de Ville de Goyet, Françoise de Viron, Sebastiaan de Vries, Sonia de Waillet, Stéphane De Wit, Philippe de Wouters, Agnès de Wouters, Hendrik Deboutte, Gauthier Desuter, May Dewaet, Laurent Drion, Aurélie Drion, Kristin Edwards, Jan Eggermont, Marie Evrard, Dominique Favart, Philippe Feron, Catherine Ferrant, Véronique Feryn, Solene Flahault, Henri Frederix, Alberto Garcia-Moreno, Nathalie Garcia-Moreno, Brigitte Geerinckx, David Geeurickx, Nathalie Genard, Pierre Marie Giraud, Hélène Godeaux, Serge Goldman, Claire Goldman - De Vriendt, Frederick Gordts, Philippe Goyens, Eric Gubel, Charlotte Hanssens, Baron Xavier Hufkens, Luc Hujoel, Johan Huygh, Veerle Huylebroek, Françoise Jacques de Dixmude, Yvan Jansen, Patrick Kelley, Deborah Konopnicki, Katina Laaksonen, Katrien Lannoo, Anne Lauwers, Christine Le Maire, Bernard Levie, Janine Longerstaey, Philippe Longerstaey, Carole Ludlow, Peter Ludlow, Peter Maenhout, Joost Maes, Vincent Maroy, Michèle Martaux, Barbara Mayer, Christel Meuris, Quinten Mintiens, Delphine Misonne, Jan Moijson, Claude Oreel, Nadia Pachciarski, Martine Payfa, Ivan Peeters, Ingeborg Peumans, Jean Pierre Rammant, Agnès Rammant-Peeters, Anne-Marie Retsin, Andre Rezsohazy, Daniele Rizzi, Ariële Robyns de Schneidauer, Marie-Laure Roggemans, Katrien Rots, Catherine Rutten, Frieda Scholliers, Désirée Schroeders, Marie-Agnes Servais, Brigitte Smeyers, François Smeyers, Anne-Marie Sondag, Edouard Soubry, Anne Véronique Stainier, Ana Maria Stan, Michèle Stevelinck Heenen, Jan Suykens, Frank Suykens, Frank Sweerts, Jean t’Kint de Roodenbeke, Danielle t’Kint de Roodenbeke, Mirthe Tavernier, Dominique Tchou, Olivier Thuysbaert, Jelleke Tollenaar, Yves Trouveroy, Beatrice Trouveroy, Françoise Tulkens, Vanessa Van Bergen, Marie-Paule Van Craynest, Els Van de Perre, Katrien Van de Voorde, Radboud van den Akker, Dirk Van den Bogaert, Isabelle Van der Borght, Odile van der Vaeren, Karine Van Doninck, Patrick Van Eecke, Henriëtte van Eijl, Michel Van Huffel, Alain Van Muylem, Lydie Van Muylem, Emmanuel Van Rillaer, Stephanie van Rossum, Thomas Van Waeyenberge, Titia Van Waeyenberge, Laura Van Waeyenberge, Caroline Van Wonterghem, Marie Vandenbosch, Ines Hilde, Alain Vandenborre, Joanna Vandenbussche, Marie Vander Elst, Christophe Vandoorne, Elisabeth Vanistendael, Catherine Verhaegen, Alexandre Verheyden, Anne Vierstraete, Ann Wallays, Sabine Wavreil, Christian Weise, Serge Wibaut, André Wielemans, Ana Zoe Zijlstra, Management and People Development SRL, Qubemi

en diegenen die anoniem wensen te blijven

versie 26.09.2025